En opeens verlang ik naar sneeuw…
Toen ik op weg naar huis was van de steenhouwer in Kevelaer, had de wind een beetje stuifsneeuw de berm in gedreven. Maar de velden langs van de weg waren te donker geweest, de struiken in de berm te kaal en de heuvels in de verte te grijs. Het drukke verkeer richting Kleef had mij geen ruimte gelaten om de focus op Allah vast te kunnen houden of om na te denken. Of om alleen maar in mezelf stil te zijn. De steenhouwer had gezegd dat de grafsteen over drie weken op het graf geplaatst kon worden. Hij wilde de steen eerst nog impregneren. Daardoor zou de warme rode kleur nog beter uitkomen, had hij voorspeld.
Voorbij Kleef richting Nijmegen, daar waar de weg langs de voet van de heuvels loopt, had de steile helling mij een gevoel van geborgenheid gegeven. Nog even terug de grens met Nederland over, langs de begraafplaats, en dan zou ik thuis zijn. En opeens verlang ik naar sneeuw. Een laag sneeuw. Op de heuvels, de velden, de struiken, de daken en de mensen. Een laag van wit licht, die het leven draaglijker zou maken.
De Buienradar had voorspeld dat het laat in de nacht zou gaan te sneeuwen. Dat was ook zo. Ik zag het toen de poes mij wakker maakte. Zij was nat en koud binnen gekomen. Ik wreef haar droog en keek naar buiten. De sneeuwvlokken waren klein. Het was dus aan het vriezen. De sneeuw zou blijven liggen.
Vanochtend is het tot na tienen blijven sneeuwen. De laag sneeuw is steeds dikker geworden, en ik steeds moediger. Nu het landschap er anders uit is gaan zien, met de sneeuw erbij, zou het mij lukken om de wandeling rond het dorp te maken die wij altijd met zijn tweeën liepen. Voor het eerst alleen. Langs de grote beek die ook een ecologische verbindingszone is, door het grote moerasgebied, langs de sloot met de vistrappen, langs het nieuwe wilgenbosje, de weg over, voorbij de nieuwe wijk en de weilanden aan de noordkant van het dorp, door het kleine moerasgebied, en dan weer langs de grote beek naar huis. Ons rondje moeras.
En net ben ik aan de wandeling begonnen. Ik besluit om het stuk langs de grote beek over te slaan. Ik zou er teveel vogels opjagen die zich dat energieverlies in de winter niet kunnen veroorloven. In plaats daarvan loop ik langs het veld achter de wijk. Het pad is slecht. Voorbij het veld is een klein natuurgebied. In de sloot die er doorheen loopt zijn bochten aangelegd, en de oevers zijn afgevlakt. Dit natuurherstel heeft geholpen. Hier broeden elk voorjaar ooievaars. En mogelijk is er ruim twee jaar geleden een bever langs gekomen, op doorreis. De bever zagen wij toen niet, maar wij zaten wel langs de sloot in de zon en keken naar de vraatsporen aan de jonge bomen.
Ik blijf staan als uit de sloot een zilverreiger opstijgt. Als het land groen is lijken zilverreigers stralend wit. Maar nu, afgezet tegen de sneeuw, zie ik dat het wit een beetje gelig is. De zilverreigers overwinteren hier nog niet zo lang. Ze komen op het grote moerasgebied af, dat door alle beschermende maatregelen langzaam weer natter wordt. En misschien zijn zij hier ook als gevolg van de klimaatopwarming. De vogel gaat langzaam hoger vliegen, draait boven een boerderij naar rechts en verdwijnt uit het zicht. Ik loop door. Wij waren onder de indruk toen wij hier voor het eerst een zilverreiger zagen.
Het pad door het grote moerasgebied is beter dan het pad langs het veld. Het moeras is bevroren en stil. In de verte kan ik de heuvels zien. Daar komt het kwelwater vandaan dat het moeras voedt. Opeens hoor ik uit een rij bomen een korte en luide roffel. Een mannetjesspecht die met zijn snavel op een holle boom slaat. Hij bakent zijn gebied af. Ik heb nog nooit in de winter een specht gehoord. Ik onthoud het geluid en besluit om thuis te kijken wat voor type specht het is.
Ik loop het moerasgebied weer uit en langs de sloot met de vistrappen. Het water stroomt hier snel, dus het bevriest niet. In de verte zie ik de zilverreiger opstijgen en achter een kraai aan vliegen. Voor een moment lijkt het alsof de kraai wordt weggejaagd. Even later komt de reiger overvliegen en maakt daarbij een laag en rollend of bijna grommend geluid. Ik hoor voor het eerst van mijn leven de roep van een zilverreiger. Van verbazing let ik niet op het pad en glijd bijna uit. De vogel vliegt verder richting het moerasgebied.
Via een zandpad loop ik naar de noordkant van het dorp. Onbedoeld verstoor ik een haas. Het dier rent een kort stuk en verschuilt zich dan tussen de struikwilgen en het droge riet. Verderop, in een weiland richting het kleine moerasgebied, zit een vlucht ganzen. Het pad loopt langs dit weiland. Het stuk door het kleine moeras zal ik dus ook over moeten slaan, want ik wil de ganzen niet opjagen. Ik neem een modderig pad naar de weg. Deze afkorting brengt mij langs de begraafplaats. Ik loop door de poort in de beukenhaag en naar het graf van Franca. De kale plek, waar de grafsteen gaat komen, is nu bedekt. Op de bladeren van de vossenbessen aan de rand van het graf liggen schattige plukjes sneeuw. Vrij van treurigheid loop ik naar huis.
Ik ben een bekeerlinge. Ik ben moslima geworden omdat dit de beste manier is om mijn verlangen naar God vorm te geven. En omdat in de Koran staat dat werkelijk alles in de schepping Allah lofprijst. En omdat de dapperheid van veel moslims, die voor rechtvaardigheid strijden, aanstekelijk is.
Vandaag dank ik Allah voor het warme rood van de steen. En voor de specht en de zilverreiger. En vooral voor de sneeuw.
Hoofdafbeelding: pxhere.com