In de Koran maakt Allah duidelijk dat mannen en vrouwen geschapen zijn als gelijke wezens, uit een enkele ziel, met dezelfde vader en moeder en toegewijd aan dezelfde God:
“O Mens, vreest jullie Heer Die jullie schiep uit één enkele ziel en die daaruit zijn echtgenote schiep en uit hen beiden vele mannen en vrouwen deed voortkomen. En vreest Allah in wiens Naam jullie elkaar om hulp vragen en onderhoudt de familiebanden. Voorwaar, Allah is de Waker over jullie.” (Koran 4:1)
In een tijd waarin het normaal was om vrouwen te vernederen en mishandelen, was dat een revolutionair inzicht. De islam gaf vrouwen een status die voorheen totaal ondenkbaar was. Welke kracht de vrouwen daardoor kregen, blijkt wel uit de grote rol die zij spelen in de geschiedenis van de islam. Om je een idee te geven wie zij waren en wat ze deden, hierbij een beschrijving van tien bijzondere moslima’s en hun specifieke bijdrage aan de maatschappij waarin zij toen leefden.
1. Khadija bint Khuwajlid: de eerste moslima
Het was Khadija, de vrouw van de profeet vrede zij met hem, die als eerste de islam aanvaardde. Zij was degene die hem troostte en geruststelde na de eerste openbaring. Een overweldigende ervaring die de profeet in totale verwarring bracht. Hij kon niet begrijpen waarom juist hém – een ongeletterde wees uit de Arabische woestijn – dit overkwam. Khadija was een gerespecteerde zakenvrouw uit een goede familie en zij zette al haar eigen fortuin in om de missie van haar man te ondersteunen.
Het levensverhaal van Khadija maakt ons duidelijk dat iedereen zijn eigen religieuze verantwoordelijkheid heeft, ongeacht of je nu man of vrouw bent. Uit de overleveringen weten we ook dat de profeet zijn oom, tante en dochter Fatima persoonlijk waarschuwde dat hij hen op de Dag des Oordeels niet zou kunnen helpen. “Mijn rijkdom in het wereldse leven kan ik met jullie delen, maar op de Dag des Oordeels kan ik jullie op geen enkele manier van nut zijn.”
Die eigen verantwoordelijkheid in geloof zien we ook terug in de verhalen van de profeten Lut (Lot) en Nuh (Noach). Hun echtgenotes wezen het geloof van hun mannen af en daarmee bevestigt de Koran dat zelfs de vrouw van een profeet vrij is om wel of niet te geloven. Oem Habiba, de dochter van Aboe Sufyan, had een vader die grote tegenstander was van het nieuwe geloof. Maar hij had niet de macht of het recht om haar onafhankelijke keuze te beïnvloeden. Ook vond de profeet vrede zij met hem het normaal om vrouwen te betrekken bij belangrijke publieke zaken. Bij het afnemen van bijvoorbeeld de tweede eed van trouw bij Al ‘Aqabah – een belangrijk strategisch moment in de geschiedenis van islam – maakte hij geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. En hij riep dus zeker niet op tot het opsluiten van de vrouwen in hun huizen.
2. Hafsa bint Umar: beschermer van de Koran
Hafsa, een van de vrouwen van de profeet en dochter van de tweede kalief Omar, speelde een cruciale rol in het beschermen van de Koran. Toen de profeet nog leefde, leerden veel van de metgezellen de Koran uit hun hoofd. Toen velen van hen om waren gekomen tijdens de Slag van Yamama, adviseerde Omar de eerste kalief Aboe Bakr om een gestandaardiseerde uitgave van de Koran te laten maken in het dialect van de Kuraish. Omar erfde deze opdracht toen hij zelf de derde Kalief werd. Na Omars dood kreeg zijn dochter Hafsa de documenten in bewaring.
Toen er in de tijd van de vierde kalief Oethman steeds meer afwijkende en onjuiste recitaties opdoken in de onlangs bekeerde niet-Arabische landen, zoals bijvoorbeeld Armenië, was duidelijk dat er moest worden ingegrepen. Oethman leende de editie van Hafsa om er zes standaard kopieën van te maken die hij verstuurde naar de belangrijkste politieke en culturele centra in het nieuwe islamitische rijk. Vervolgens liet hij alle niet gestandaardiseerde edities verbranden. Hij kon dat doen omdat niemand Hafsa’s betrouwbaarheid in twijfel trok en men er zeker van kon zijn dat zij geen veranderingen had aangebracht in de editie die ze in bewaring gekregen had.
3. Rubiyya bint Muawidh ibn Afrah: autoriteit op het gebied van de rituele wassing
De naam van de metgezel die als autoriteit werd beschouwd op het gebied van de rituele wassing voor het gebed is Rubiyya bint Muawidh ibn Afrah. Haar overleveringen vinden we terug in de hadithverzamelingen van Boechari, Moeslim en Ibn Majah. Ook al woonden Aboe Bakr, Omar, Oethman en Ali in die tijd ook allemaal in Medina, toch ging iedereen naar haar toe voor deze kennis. Een van haar studenten was Abdullah ibn Abbas, een groot tafsirgeleerde én familielid van de profeet vrede zij met hem. Ook Ali Zain ul-Abideen, het achterkleinkind van de profeet en zelf een grote geleerde, kwam naar haar toe. In die tijd ging men gewoon naar degene met de meeste kennis, ongeacht of dat een man of een vrouw was.
De metgezellen van de profeet vroegen zich nooit af of wat zij van vrouwen leerden wel geldig was. Als we kijken naar de vele hadithverzamelingen uit die tijd, zie je in elk hoofdstuk verhalen van zowel vrouwen als mannen. Imam Hakim Naisapuri zegt daarover: “Een vierde deel van de kennis over onze religie is afhankelijk van verhalen van vrouwen. Als we die niet zouden accepteren, zouden we een kwart van ons geloof verliezen.” Het zijn juist de vrouwen die ons kennis hebben gegeven over belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis van de islam. Zo heeft imam Boechari bijvoorbeeld vastgelegd wat Aisha, een van de vrouwen van de profeet, heeft verteld over de precieze omstandigheden waarin hij zijn eerste openbaring kreeg.
4. Amra bint Abdur Rahman: jurist, mufti en hadith-kenner
Amra bint Abdur Rahman was een van de bekendste vrouwelijke geleerden in de eerste generatie na de dood van de profeet en zijn metgezellen. Zij was jurist, mufti én een groot hadith-kenner. Omar ibn ‘Abdul ‘Aziz, de kalief uit haar tijd, gaf daarom ook als advies: “Als je de overleveringen wil bestuderen, ga dan naar Amra.” Dat haar kennis ook autoriteit had, blijkt uit een verhaal dat is vastgelegd in de Muwatta van imam Malik. Op een dag hoorde Amra over de uitspraak van een rechter in Medina. Hij had een christelijke dief veroordeeld tot het afhakken van een hand. Amra stuurde onmiddellijk een van haar studenten naar de rechtszaal om de rechter te vertellen dat die straf niet gold voor iemand die minder steelt dan de waarde van een gouden munt. De rechter maakte onmiddellijk de uitspraak ongeldig en liet de man vrij. Dit betekent dat haar uitspraak gerespecteerd werd en dat de rechter geen behoefte voelde om advies te zoeken bij andere geleerden. En dat had makkelijk gekund, want die waren er volop in die tijd in Medina.
Imam Dhahabi wijst ons daarbij op een ander bijzondere eigenschap van vrouwelijke geleerden uit die tijd: “Er zijn veel gevallen bekend van mannen die een overlevering hebben verzonnen. Maar geen enkele vrouwelijke overlevering heeft ooit het predikaat onbetrouwbaar gekregen. Dus het is juist de intellectuele integriteit van de mannen die in twijfel getrokken moet worden. Vrouwen hebben altijd naar waarheid hun religieuze kennis overgedragen.”
5. Oem Darda: vrouwelijke geleerde in Damascus
Oem Darda was een vrouwelijke geleerde die les gaf in zowel Damascus als Jeruzalem. In haar klassen zaten imams, juristen en hadithgeleerden. Zelfs de toenmalige kalief Abdul Malik ibn Marwan, die regeerde over een rijk dat zich uitstrekte van Spanje tot India, volgde haar lessen. Sterker nog, hij hielp haar als een nederige bediende. Als het tijdens haar lessen tijd was voor het gebed steunde Oem Darda op de schouder van de kalief – die veel jonger was dan zij – als ze naar moskee ging. En hij bracht haar ook weer terug naar de klas na het gebed. Het feit dat deze vrouwen les gaven aan mannen die zelf gezien werden als grote geleerden, geeft wel aan hoeveel respect en status ze hadden verworven.
6. Fatima bint Ibrahim ibn Jowhar: grote kennis van Sahih Boechari
In de achtste eeuw van de moslimkalender was Fatima bint Ibrahim ibn Jowhar een bekende en gerespecteerde geleerde die les gaf in de Sahih Boechari. Toen ze voor de hadj (bedevaart) naar Mekka kwam, verspreidde dat nieuws zich ook onder de studenten van Medina en vroegen ze haar om les te komen geven in de Moskee van de profeet. Ibn Rushayd al-Subki, die uit Marrakech kwam, beschrijft een van haar lessen als volgt: “Ze zat voor het gezegende graf van de profeet en aan het eind van de les schreef en signeerde ze persoonlijk voor elke student die aanwezig was de ijaazah (verklaring) dat zij goedkeuring aan hen gaf om haar overleveringen door te geven.”
Deze verhalen maken duidelijk dat vrouwen les gaven in de grootste en bekendste moskeeën van het islamitische rijk. En dat terwijl er vandaag de dag gediscussieerd wordt of de vrouw wel naar de moskee mag komen voor het gebed! Dit geeft aan hoe onwetend we zijn over onze eigen islamitische geschiedenis en hoe we afgedwaald zijn van de manier waarop onze vrome voorgangers leefden.
7. Aisha bint Abdul Hadi: hoogleraar in de hadith
Aisha bint Abdul Hadi gaf les in de grote moskee van Damascus. Ze was door de sultan van die tijd aangesteld als hoogleraar in de hadith (overleveringen) vanwege haar enorme kennis van de verzameling van imam Boechari. Binnen de moslimgemeenschap van die tijd hadden ze geen man gevonden die beter was dan zij. Aisha bint Abdul Hadi had niet alleen een grote intellectuele scherpzinnigheid, maar ook de kortste overleveringsketen van haar generatie terug tot die van de profeet vrede zij met hem. Tussen haar en imam Boechari zaten acht overleveraars en tussen imam Boechari en de profeet zijn dat afwisselend drie, vier of vijf overleveraars.
Een de grootste hadithgeleerden uit de middeleeuwen, Ibn Hajar Al-Asqalani, kwam naar Damascus om bij Aisha meer dan honderd boeken te leren en bestuderen. En dat terwijl de meeste islamgeleerden van deze tijd haar boeken niet eens kennen, laat staan dat ze ze hebben gelezen. Het is onduidelijk waarom deze kennis van vrouwen niet meer op waarde wordt geschat, terwijl hun rol in het veilig stellen van de twee meest fundamentele bronnen van onze godsdienst – de Koran en hadith – zo groot is geweest.
8. Vrouwelijke geleerde uit Syrië: hervormer van de maatschappij
De tijd waarin Ibn Taymiyya leefde was de gouden eeuw van de hadith, met bekende geleerden als Ibn Kathir en Ibn al-Qayyim, waarin de ontwikkeling van de literatuur en lesgeven in hadith was op zijn top. Deze mannen waren niet alleen geleerden, maar ook hervormers van de maatschappij.
Ibn Kathir, die in de leer was bij Ibn Taymiyya, noemt in zijn veelgeprezen geschiedschrijving Al-Bidaya w’al-Nihaya, ook een vrouwelijke geleerde – helaas is haar naam onbekend! – uit Syrië die een grote positieve invloed had op de samenleving: “Ze hervormde de maatschappij in Damascus en Cairo door het goede aan te bevelen en het slechte te verbieden en bereikte daarmee wat mannen niet konden. Dat wil zeggen dat ze meer invloed had dan de mannelijke geleerden in haar tijd.” Deze getuigenis werd geschreven door een man, dus niemand kan zeggen dat dit de bevooroordeelde mening is van een vrouw en de echtheid in twijfel trekken. Het was een tijd vol proactieve, zelfverzekerde en getalenteerde vrouwen.
9. Fatima bint Mundhir: betrouwbare bron voor hadith
Hisham ibn Urwah ibn Zubair, een groot hadithgeleerde van zijn tijd en leraar van imam Malik en Aboe Hanifa, kreeg veel betrouwbare overleveringen van zijn vrouw Fatima bint Mundhir. Het is jammer dat veel moslimmannen vandaag de dag liever niet willen trouwen met een vrouw die meer kennis heeft dan zij zelf. De mannen die ons voorgingen waren trots om een intelligente(re) vrouw te trouwen en van hen te leren.
Ook Fatima al-Samarqandiyya, vrouw van de bekende Hanafi-fiqhgeleerde imam Kasani, was een grote expert in hadith en andere religieuze zaken. De studenten van de imam vertellen daarover: “Soms verliet de imam het klaslokaal als hij geen antwoord had op een moeilijke vraag.Na een tijdje kwam hij dan terug met een gedetailleerd antwoord. Pas later kwamen we erachter dat hij dan naar huis ging om zijn vrouw dezelfde vraag voor te leggen en haar om uitleg te vragen. Hij steunde duidelijk op haar in zijn wetenschappelijke leven.”
10. Fatima bint Qais: bindende fatwa
Fatima bint Qais was een metgezel die van mening was dat een man die gescheiden is, geen bijdrage hoeft te geven aan zijn vrouw tijdens de iddah (voorgeschreven drie maanden wachtperiode). Zij baseerde deze mening op een uitspraak van de profeet vrede zij met hem. Ondanks dat Omar en andere metgezellen een andere mening toegedaan waren, waarbij zij zich richtten op een vers uit de Koran, legden ze haar geen sancties op en ook weerhielden ze haar er niet van om de uitspraak te herhalen. Uit dit verhaal wordt duidelijk dat het vrouwen vrij stond om bindende fatwa’s (juridisch advies) uit te vaardigen, ook als ze daarbij van mening verschilden met hun mannelijke tijdgenoten. Het voorbeeld van Fatima bint Qais is vooral interessant omdat zij als vrouw een fatwa uitspreekt die niet gunstig is voor vrouwen en daarmee ingaat tegen een fatwa van mannen die juist wel positief is voor vrouwen. Als dit in onze tijd zou gebeuren, zou het vast aanleiding zijn voor eindeloze discussie en strijd.