“Als we ons hart aan de doenja, aan dit wereldse leven, geven, breekt het ons. Daarom doet de doenja ook zo’n pijn. Het komt doordat de definitie van doenja, als iets dat tijdelijk en imperfect is, niet strookt met alles waar we naar verlangen. Allah heeft in ons een verlangen geplaatst, dat alleen vervuld kan worden door wat eeuwig en perfect is (namelijk het paradijs).”
Tijd voor onthechting
Deze alinea staat opgetekend in het boek Reclaim your heart van auteur, psychologe en spreekster Yasmin Mogahed, een boek dat inmiddels ook in het Nederlands verkrijgbaar is met als titel: Win je hart terug.
Zij maakt duidelijk dat toeval niet bestaat, dat alles wat we tegenkomen in het leven gebeurt met een reden. Teleurstelling en pijn zijn een les en een teken voor ons. Ze waarschuwen ons dat er iets aan de hand is. Dat het tijd wordt om onszelf te veranderen. “Zoals de pijn van een brandwond ons waarschuwt om onze hand uit het vuur terug te trekken, waarschuwt emotionele pijn ons dat het tijd is voor een innerlijke verandering. We moeten ons onthechten,” schrijft ze.
De pijn die we voelen, wijst ons volgens Mogahed in de richting van de dingen waar we te gehecht aan zijn. “Waar wij om huilen, wat ons teleurstelt, dat wat ons de meeste pijn geeft, daar ligt onze valse gehechtheid. We zijn verslaafd aan wereldse zaken, waardoor ze een obstakel vormen op onze weg naar Allah. Eigenlijk zouden we ons moeten hechten aan Allah. Maar de pijn heeft ook een positief effect: het zorgt er doorgaans wel voor dat we willen veranderen, dat we bereid zijn aan onszelf te werken. Wij worden met andere woorden door schade en schande wijs. Allah zegt niet voor niets in de Koran:
“Werkelijk, Allah zal de toestand van een volk niet veranderen totdat zij veranderen wat er in henzelf is.” (Koran, 13:11)
We zijn uit het Paradijs verdreven
Mogahed wijst ons erop, dat we ons op verschillende manieren en aan verschillende zaken kunnen hechten of er zelfs verslaafd aan raken, omdat we iets missen in ons leven. En dat is het Paradijs van waaruit we verdreven zijn. Ze omschrijft dit gemis als volgt:
“We zijn thuis.
En dan plotseling niet meer. Weggerukt van onze oorsprong zijn we door tijd en ruimte in een andere wereld terecht gekomen. Een lagere wereld. En bij die scheiding is ons iets pijnlijks overkomen: we zijn niet langer in de fysieke nabijheid van God. We kunnen Hem niet langer aanschouwen met onze ogen of met Hem spreken met onze stem. In tegenstelling tot onze vader Adam vrede zij met hem, die wel die vrede heeft mogen ervaren.
We daalden af. We zijn van Hem weggerukt. En in de pijn van die scheiding verloren we bloed. Het was voor de eerste keer dat we bloedden. Dat weggerukt worden van onze Schepper liet een leegte achter, een diepe wond waar we allemaal mee zijn geboren. En toen we opgroeiden, groeide de pijn van die wond mee; hij werd groter en dieper. Terwijl de tijd verstreek, raakten we steeds verder verwijderd van het tegengif, terwijl deze in feite in onze fitra (onze natuur) is ingebouwd, namelijk in Zijn Nabijheid willen verkeren met ons hart, hoofd en ziel.
Ieder heeft zijn eigen verslaving
Met elk voorbijgaand jaar werden we wanhopiger om die lege ruimte te vullen. Maar het was in deze zoektocht om dat gat te vullen dat we struikelden. Ieder van ons struikelt over andere zaken. Ieder van ons heeft zijn eigen verslaving. En velen van ons proberen om de pijn van die leegte te verdoven. Sommige mensen struikelen door hun toevlucht te zoeken tot drugs of alcohol, terwijl anderen reiken naar andere verdovende middelen. Sommigen van ons geven zich over aan lichamelijke verlangens, of door te streven naar status of geld. Sommigen van ons verliezen zichzelf in onze carrières. En sommigen struikelen door te hoge verwachtingen te koesteren van andere mensen en door zich blind te staren op relaties.
Maar stel dat elke struikeling, elke uitdaging, elke ervaring in ons leven slechts bedoeld is om slechts één doel te bereiken: om ons terug te brengen naar onze oorsprong? Stel dat elke overwinning, elk verlies, elke schoonheid, elk verval, elke wreedheid, en elke glimlach slechts bedoeld zou zijn om de barrière tussen God en ons te ontsluieren? Tussen ons en waar we begonnen, en waar we uit alle macht weer naar terug proberen te keren?
Stel dat alles er alleen maar om ging om Hem te ontmoeten?”
Verlangen naar de ontmoeting met Allah
Mogahed las op een dag een aya in de Koran die ze wel vaker had gelezen, maar zij realiseerde zich nu pas dat deze passage ook over haar ging:
“Degenen die hun hoop niet stellen in de ontmoeting met Ons, maar die verheugd en tevreden zijn met het wereldse leven, en zij letten niet op onze tekenen” (Koran, 10:7)
Zij vulde de leegte niet op met materiële dingen zoals geld, status, een carrière of eten, maar zij stelde zich wel te afhankelijk op van andere mensen en liet zich ook vaak meeslepen door haar emoties, als boosheid, verdriet en angst.
Zij kwam tot het inzicht dat haar hoop niet op de ontmoeting met Allah maar op de doenja gericht was. Haar inzicht schreef ze op: “Als je vrienden hebt, verwacht dan niet van je vrienden dat ze jouw leegte opvullen. Als je trouwt, verwacht dan niet van je partner dat hij elke behoefte van jou vervult. Mocht je een activist zijn, reken er dan niet op dat je resultaten behaalt. Als je in moeilijkheden verkeert, reken er dan niet op dat mensen je zullen redden.”
Het is als de kern van soera Al Fatiha (De opening), de aya (vers) die wij dagelijks zo’n 25 keer oplezen:
“Alleen U aanbidden wij en alleen U vragen wij om hulp” (Koran, 1:4)
We mogen andere mensen wel om hulp vragen, maar we moeten er niet vanuit gaan dát ze ons helpen en we moeten hen niet als de bron van hulp zien. Zij zijn slechts het middel dat Allah inzet om ons te helpen.
Het is geen eenvoudige opgave om je hart en intentie altijd zuiver te houden en dat zal ook echt niet elke dag lukken. Het heeft vooral te maken met onze inzet. Geloof is iets dat onderhouden moet worden, dat gevoed moet worden, zoals je een plant water geeft. Als je de plant vergeet water te geven, zal hij eerst uitdrogen en daarna langzaam afsterven. Zo is het ook met ons hart.
En Allah heeft ook niet beloofd dat als we in Hem geloven, ons leven verder zonder problemen zal zijn:
“Dachten de mensen dat zij met rust worden gelaten als zij zeggen: ‘Wij geloven’ en dat zij niet beproefd worden?” (Koran, 29:2)
“Dachten jullie dat jullie het Paradijs binnen zouden treden zonder dat Allah kenbaar maakt wie onder hen de strijders zijn en wie onder hen de geduldige mensen zijn?”(Koran, 3:142)
Wat Hij wel heeft beloofd, is:
“Met moeite komt gemak” (Koran, 94:5)
Veel mensen gaan ervan uit dat dit zoiets betekent als ‘na regen komt zonneschijn’. Maar er staat mét moeite komt gemak. Het betekent volgens Mogahed, dat “er in elke moeilijke situatie waar we in terecht komen, altijd een gunst verborgen zit, waar we dankbaar voor mogen zijn. En dat Allah ons naast de moeilijkheid ook de kracht en het geduld geeft om het te doorstaan.”
Dit leven is niet perfect, het Paradijs wel
Het belangrijkste dat we in ons achterhoofd moeten houden, is steeds weer dat dit leven niet perfect is, en dat we ook niet moeten verwachten dat het ooit perfect wordt. Daar is het leven niet voor bedoeld. Verwacht daarom niets van anderen, hecht je niet aan het wereldse leven. Het Paradijs, dát zal perfect zijn. Richt je verlangen daarom op de ontmoeting met je Heer en op de terugkeer naar je oorsprong, waar je thuis hoort.