Ik zie hoe kinderen vandaag de dag balanceren tussen twee stemmen.
De ene stem zegt: ‘Zet jezelf op één, pak je plek, wees vooral niet te bescheiden.’
De andere stem, die ik vanuit ons geloof ken, zegt:
‘Plaats Allah op de eerste plaats, dan de Profeet ﷺ, dan je ouders, en pas daarna jezelf.’
Eigenaarschap is geen egoïsme
Het lijkt soms alsof deze stemmen botsen.
Maar diep vanbinnen voel ik dat ze elkaar juist aanvullen.
Want binnen de islamitische pedagogiek is eigenaarschap geen egoïsme,
maar het besef dat jouw vrijheid ook jouw verantwoordelijkheid is.
Dat je niet alleen ruimte krijgt,
maar ook de plicht hebt om die ruimte goed te gebruiken.
Kinderen leren dat hun stem ertoe doet,
dat hun dromen en talenten een geschenk zijn,
maar altijd ingebed in het grotere verhaal van dienstbaarheid.
Dat eigenaarschap betekent: je gaven inzetten voor iets groters,
en je niet verstoppen achter anderen, maar ook niet over hen heen lopen.
Beproeving
Ook binnen het gezin doet de stem van kinderen ertoe.
Maar soms is het moeilijk voor het kind om zijn of haar stem te laten horen.
Bijvoorbeeld als het kind overvraagd wordt.
Het kind wil zijn of haar ouders gehoorzamen en tevreden stellen,
maar het kan als een zware beproeving voelen.
In sommige van onze culturen hoor je alles voor je ouders over te hebben.
En dat kan heel ver gaan.
Zo ver dat, als de dochter bijvoorbeeld getrouwd is,
dit wrijvingen veroorzaakt in haar huwelijk.
Of dat een thuiswonende zoon zoveel aan zijn ouders moet afstaan,
dat hij geen geld meer overhoudt voor zijn bruiloft.
Soms gaat het slecht om één kind in het gezin die alle verantwoordelijkheid op zich neemt.
Het ene kind kan geen “nee” zeggen uit loyaliteit naar zijn ouders.
Het andere kind heeft daar geen enkele moeite mee en komt er mee weg.
Soms is het zelfs zo dat het kind waarop geen beroep wordt gedaan ook nog eens geliefder is bij de ouders.
Tegenover de beproeving staat een beloning
Hoe dan ook is het een beproeving voor beide kinderen,
waarbij Allah ook kijkt naar hun inzet, liefde en de sabr (het geduld) dat ze tonen.
Het kind waar de ouders altijd op rekenen, zal het mogelijk zwaarder hebben in het leven,
maar kan wel profiteren van de hassanaat (beloningen) die dit oplevert in het Hiernamaals.
En het andere kind dat niet overvraagd wordt, zal meer vrijheid ervaren in zijn of haar leven,
maar mist dan wel deze specifieke hassanaat in het Hiernamaals.
Het gezin is een oefenterrein. Het is een kans om te leren hoe om te gaan met anderen,
op school, op het werk, in de maatschappij.
Kinderen leren geven en nemen.
Ik voel een diepe zorg en een stille hoop:
dat we kinderen niet alleen leren om voor zichzelf op te komen,
maar ook om de verantwoordelijkheid te dragen die bij die vrijheid hoort.
Dat ze beseffen dat eigenaarschap begint met het erkennen van Allah als eerste,
de Profeet ﷺ als lichtend voorbeeld, de ouders als anker van respect en dat pas daarna hun eigen ik tot bloei kan komen.
In die balans ligt voor mij de kern van opvoeding:
ruimte geven én richting bieden, zodat kinderen leren
om met vertrouwen en zachtheid hun plek in deze wereld in te nemen,
en daarin altijd verbonden blijven met iets Groters.