“Toen ik 14 jaar oud was, ging ik naar de huisarts. Ik zei: ‘Ik heb kleine handen voor een man. Is daar geen medicijn voor?’ Zij antwoordde: ‘Kleine handen zijn kunstenaarshanden. We zullen later vast van je horen.’ Toen ik na een aantal jaar terugkeerde, had ze me gezien bij Pauw en Witteman. ‘Heb ik dat eerder al niet tegen je gezegd?’ zei ze.” Aan het woord is Omar Munie (1986), één van de succesvolste designers van Nederland op dit moment.
Een jongeman met “gouden handen” en een eigen bedrijf Omar Munie Clothing, dat hij al op 17-jarige leeftijd startte. Hij heeft wel eens gedacht: ‘Ik zal er nooit bij horen,’ maar daar is hij van teruggekomen. Hij heeft zojuist zijn derde winkel geopend in Nederland, met een prachtige collectie handgemaakte en duurzame tassen. Een gesprek over dromen, doen, geloven, geven en omarmen.
Tassenwinkel aan het Noordeinde
Als ik samen met mijn dochter kom aanlopen, gaat er net een rij vrouwen en mannen de winkel in. We hebben afgesproken om elf uur, het moment dat zijn tassenwinkel aan het Noordeinde in Den Haag geopend wordt. De tassen zijn in de aanbieding, en eenmaal binnen is het een drukte van jewelste. Mijn oog valt op een donkerbruine tas met ingewerkt motief, en ik ben meteen ‘verliefd’. De binnenkant is al net zo mooi afgewerkt als de buitenkant, goudgele voering met meerdere vakken, waaronder een vak waar zelfs mijn laptop in past.
“Als je hem niet koopt, krijg je spijt,” zegt mijn dochter, alhoewel zij de andere tas die ik ook in mijn handen heb mooier vindt. Normaal gesproken ben ik niet zo materialistisch, maar in deze winkel met tassen die van echt leer zijn, handgemaakt, in Nederland, door een jongeman die als vluchteling naar ons land kwam, mag ik van mezelf hebberig zijn. Dus sluit ik aan in de rij bij de kassa voor de eerste design-tas in mijn leven. Tassen die ook gedragen worden door Oprah Winfrey, Hillary Clinton en koningin Maxima.
»Mode is mijn werk, niet mijn leven«
Dan komt Omar Munie eraan. Hij baant zich een weg door de winkel, wordt herkend en knikt de mensen vriendelijk toe, wisselt her en der wat woorden uit. De eerste indruk is die van een zelfverzekerde bescheidenheid, ook al lijkt dit tegenstrijdig.
Hij lijkt geen zin te hebben om op te vallen. En dat bevestigt hij ook later als ik vraag hoe trots hij was toen Oprah Winfrey zijn tas kocht. “Voor mij was dat niet heel bijzonder, voor de buitenwereld wel. Ik heb er altijd hard voor gewerkt. Ik vind het net zo bijzonder als mijn buurvrouw er één koopt, die er net als ik hard voor heeft gewerkt.
Bovendien heeft Oprah de tas gekregen, niet gekocht,” lacht Omar zijn tanden bloot. Hij behoort tot de topdesigners van Nederland, maar voelt niet de behoefte om zich in die modekringen te begeven. “Kijk, mode is mijn werk, niet mijn leven. Ik zie dit als een zakelijk ding. Als dit voorbij is, is het leven nog niet voorbij. En daarom draaien de zaken ook goed, denk ik.”
Als kind gevlucht
Op 9-jarige leeftijd vlucht Omar zonder zijn moeder, maar samen met zijn broertjes en zusjes van Somalië naar Nederland. Als ik hem vraag, wat hij zich nog herinnert van zijn jeugd in Somalië, antwoordt hij: “Niets. Oorlog.” Alleen de nare beelden en geuren zijn hem bijgebleven. Vooral die van de boottocht naar Kenia. Zijn gezicht vertrekt als hij het erover heeft en zijn ogen schieten alle kanten op. Dit is even een verdrietig en daarom misschien wat ongemakkelijk moment in het gesprek. “Het was verschrikkelijk op die boot. Niet iedereen heeft het overleefd. En iedereen was misselijk. Die geur van overgeven, die vergeet ik nooit meer.”
Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich met zijn bedrijf inzet voor vluchtelingen. Zo heeft hij onder andere ‘omarmbandjes’ gemaakt van reddingvesten van bootvluchtelingen in Lesbos. Een deel daarvan gaat naar de vluchtelingen, een ander deel naar de door hem opgezette Dreamfactory, waar werklozen via een leer-werktraject tassen leren maken. “Het is een teken van menselijkheid, dat je medelijden hebt met de vluchtelingen. Ze vluchten niet voor niets. En ik ben ervan overtuigd dat Nederland er een betere samenleving van wordt, als je de vluchtelingen aandacht geeft. Je moet ze niet in een hoek drijven, maar omarmen. We hebben ze later hard nodig,” zegt hij met het oog op de vergrijzing. “Samen krijg je veel meer voor elkaar. Omarm elkaar. Zoek de verbinding.”
Roots in Somalië, Zanzibar en Oman
Het wordt hem weleens gevraagd of hij ooit zal terugkeren naar Somalië, maar nee, hij zal niet teruggaan. Hij is er dan wel opgegroeid en heeft een Somalische vader, maar hij heeft meer met Zanzibar, waar zijn moeder vandaan komt en waar de mensen “zo aardig” zijn. En hij heeft ook roots in Oman, waar zijn opa vandaan komt.
Hij voelt zich niet zo thuis bij de Somalische gemeenschap in Nederland. Dat heeft met name te maken met de werkmentaliteit van de mannen, voor de vrouwen heeft hij daarentegen bewondering. “Hier heeft 95 % van de Somalische mannen een uitkering. Ik pas daar niet bij. Ik heb van jongs af aan keihard gewerkt.” Als hij in Londen komt, ontmoet hij echter zalen vol met energieke en werkende Somaliërs. Hij is blij verrast: “Dat zijn leuke mensen! Ik heb geen idee hoe het kan, dat het daar zo goed gaat met de Somalische gemeenschap en hier niet.”
Zijn handen blijken goud waard
Omar begon zijn loopbaan al op jonge leeftijd. Op het VMBO deed hij eerst ervaring op in de elektrotechniek en metaaltechniek. Daarna stapte hij over op het maken van kleding en daarmee ging hij verder op het MBO. “Kijk,” zegt hij terwijl hij zijn handen omhoog houdt. “Ik was goed met de handen. Als er iets in elkaar geknutseld moest worden, werd ik ingeschakeld.” Zijn ‘kleine handen’ bleken goud waard toen hij op een dag besloot iets moois te maken voor zijn klasgenoten. “Ik kwam met een zelfontworpen tas aanzetten die ik thuis aan de keukentafel had gemaakt en de meisjes van de klas wilden hem allemaal hebben. Toen heb ik drie tassen gemaakt, die gelijk de volgende dag verkocht werden voor 35 euro per stuk. Toen wist ik: ik kan geld verdienen met mijn passie.”
Stuk gaan van binnen
In 2006 – hij was toen nog maar 17 jaar oud en zat nog op school – schreef hij zijn bedrijf in bij de Kamer van Koophandel. Met zijn tassen ging hij destijds langs 40 winkels in Leidschendam, maar geen enkele winkel gaf hem ook maar enige aandacht of vertrouwen. “Ze zeiden: ‘We hebben geen idee waar jij die tassen vandaan hebt’. Ze dachten dat ik ze gestolen had, ik had ze in elk geval zeker niet zelf gemaakt. Door al die afwijzingen kroop ik in de hoek; ik ging stuk van binnen.”
Het was een emotionele periode in zijn leven, waarin hij het moeilijk had met zichzelf. “Ik dacht: ik zal er nooit bij horen. Ik zal altijd het zwarte schaap blijven.” Zijn start in Nederland was ook al niet makkelijk geweest, zonder moeder. “Het was niet leuk zonder haar, heel heftig. Ik sprak de taal niet en we gingen van het ene AZC naar het andere.”
Toen zijn moeder na drie jaar alsnog overkwam, kregen ze een huis toegewezen en stabiliseerde zijn situatie iets. Maar toch: “Andere jongeren uit een witte omgeving hadden het geluk financieel gesteund te worden door hun ouders. Wij zaten met onze moeder en negen kinderen in een flat en leefden van een uitkering. Ga jezelf niet verbeelden dat je met de top meegaat,” hield ik mezelf voor.
»Ik bleef geloven in het goede van de mens«
Iedereen was daarom verbaasd dat hij zijn rug rechtte en er sterker uit naar voren kwam. Wat dreef hem? “Dat is toch echt mijn geloof. Ik ben erg praktiserend,” legt hij uit. “Hierdoor bleef ik geloven in het goede van de mens, alhamdoelillah (alle lof aan Allah). Toen ik merkte dat mijn vrienden en kennissen mijn tassen bleven kopen, realiseerde ik mij: ik maak tassen, ik doe iets wat ik leuk vind. Ik werk met plezier. En dat heeft mij gemotiveerd om door te gaan.”
Doorbraak
Zijn doorbraak kwam toen een klasgenoot van hem stage liep bij het blad Celebrity. “Ze zei: ‘Jouw tassen zijn echt cool. Zal ik eens vragen of je in het blad mag?’ Er werden foto’s gemaakt van mij met mijn tassen. Toen ik daarna weer langs ging bij de winkels, en ze mij op de foto mét die tassen zagen, verkocht ik mijn eerste zeven tassen.” Hij stapte – nog steeds op 17-jarige leeftijd – in zijn eentje op het vliegtuig naar New York en verkocht zijn tassen aan het grote warenhuis Macy’s.
En dan gaat het hard. Binnen de kortste keren liggen zijn tassen ook in Harrods in Londen en Lafayette in Parijs. Hij opent zijn eigen atelier aan de Binckhorstlaan in Den Haag en hij sleepte meerdere prijzen in de wacht, zoals ‘Beste Leerling van het jaar’, ‘Beste ondernemer onder de 25 jaar’, ‘Meest innoverende ondernemer 2011’ en een oeuvreprijs in 2013 voor een duurzame design-tas gefabriceerd uit gerecyclede KLM-uniformen. Vervolgens opent hij zijn eerste flagship store in Rotterdam aan de Coolsingel.
»Blijf positief, blijf zoeken, blijf dromen«
Zijn motto wordt gevormd door de 5 D’s: Dromen, Dutch Design, Diversiteit en Duurzaamheid. In zijn boek ‘Leef je droom’ van september 2011 – die hij aan zijn moeder opdraagt ‘die niet kan lezen en schrijven’ – spoort hij vooral jonge mensen aan om hun dromen te volgen. “Geloof in je talent en doe er iets mee, ontwikkel het dagelijks. Blijf positief, blijf zoeken, blijf dromen. Zelf heb ik een gave gekregen; het is een stukje kracht, een stukje geluk. Die gave heb ik omgezet in talent en van mijn talent heb ik mijn werk gemaakt.”
Steun van je ouders zoeken is ook belangrijk, geeft hij aan. Zijn moeder begreep in het begin zijn keuze niet, die had liever dat hij accountant was geworden. “Maar dat heeft met een generatieverschil te maken. Ik neem haar niets kwalijk. Ik ben haar dankbaar voor alles wat ze voor ons gedaan heeft.” “En als je geen steun van je ouders krijgt, wat doe je dan?” vraag ik Omar. “Dan zoek je de motivatie in je omgeving. Dan omring je jezelf met mensen die jou inspireren. Dat is zo fijn en zo belangrijk!” Zelf heeft hij niet veel vrienden, maar de vriendschappen die hij heeft, koestert hij: “Ik ken héél de wereld, maar ik wil echt niet met iedereen vrienden zijn.”
“Ik begon aan de keukentafel”
Tegenwoordig laat hij zich omringen door een team van zestien mensen, waaronder twee familieleden, wat hij enorm waardeert. “In het begin deed ik alles zelf. Maar ik heb geen verstand van boekhouding, dus het eerste wat ik deed toen ik wat geld verdiende, was daarin investeren.” En zo komen er steeds meer mensen bij – voor de marketing, voor het maken van de tassen – waardoor hij zich kan richten op het ontwerpen van tassen. En behalve met mensen liep het ook zo met zijn werkruimtes.
Hij heeft nu onder andere een pand aan het chique Noordeinde in Den Haag, maar begon aan de keukentafel, en zat eerst in een krakerspand. Bewonderenswaardig is dat hij nooit een lening heeft afgesloten bij de bank. Dat is tevens gemotiveerd vanuit zijn geloof: hij wil geen rente betalen. En hij vindt ook dat “je eerst moet presteren, voordat je geld uitgeeft”.
»Als je iets geeft, krijg je daar veel voor terug«
Zijn diepste wens is om een gezin te stichten. “Ik wil graag een leuk gezin. Maar ik heb in al die jaren hard werken beseft, dat ik daar geen tijd voor zou hebben en daarom heb ik het uitgesteld. Kijk, ik hoef niet overal winkels te hebben. Dat zal wel gebeuren, maar dat laat ik nu graag aan anderen over.” Hij kan als topdesigner en mens nu al tevreden ‘terugblikken’ op zijn leven, ook al is hij nog maar 32 jaar oud. “Door alle moeilijkheden ben ik sterk geworden van binnen. Ik ben door mijn geloof in Allah positief gebleven. Ik heb mijn gave ontwikkeld. Ik heb iets gegeven. En als je iets geeft, dan krijg je daar veel voor terug.”