Nu ongeveer een jaar geleden ontmoet ik Razan, geboren en getogen in Aleppo. Rond haar dertigste – vóórdat de oorlog in Syrië uitbrak – kwam ze naar Nederland voor een studie aan de TU Twente. Nu zit ze hier ‘vast’ en heeft een verblijfstatus. Ze is zonder familie, en gelukkig kán en wil ze graag over hen praten. Onze gesprekken gaan in het Nederlands, met af en toe wat Engels tussendoor. Razan is dol op gezegdes en noteert gretig nieuwe woorden. Dit zijn mijn impressies van onze bijzondere eerste ontmoetingen. Wil je verder lezen? Een volgend deel vind je hier.
StationsHuiskamer – Den Haag Centraal
Kippenvel hebben we. Razan en ik. We zitten in de Stationskamer van Den Haag Centraal en praten over Floortje Dessing. De ontroerende manier waarop zij met haar ouders bij Humberto Tan aan tafel zat. Ze is zo liefdevol, vooral met haar vader, het raakt ons diep in het hart. Zo sterk kan de band zijn tussen generaties en over grenzen heen. Zoveel passie kun je hebben in je leven. En hoe goed is het dan om dat me je naasten te kunnen delen.
Razan is een nieuwkomer uit Aleppo. We doen mee aan een project van De Correspondent. Een mediaplatform dat met 50.000 betalende leden zijn eigen koers kan varen. Dat kan investeren in diepgravende journalistiek. Voor Nieuw in Nederland koppelden ze 350 leden aan nieuwkomers. Wij zijn een van de duo’s die het komende half jaar samen in kaart gaan brengen hoe het nieuwe Nederlanders vergaat nadat ze hun status hebben gekregen.
Onze eerste ontmoeting voelt als een blind date. Ik deed een oproep voor een vrouwelijke moslima en Razan reageert binnen een paar uur. Later zal ze me vertellen dat ze verbaasd – en blij verrast! – was over mijn directheid. In Syrië was zo’n uitgesproken verzoek ondenkbaar geweest. Ze vertelt over haar studie en hoe haar professor in de eerste week gelijk zei: “Zeg maar Jan!”. Hoe ze dat niet over haar lippen kon krijgen en hardnekkig “Mister Jan” bleef zeggen. Jan sputterde nog tegen, maar zag al gauw dat het onbegonnen werk was. Ook tegen mij blijft Razan mevrouw zeggen, terwijl we ondertussen gelijk de diepte in gaan en niets onbesproken blijft.
Ze vertelt over haar studie en hoe haar professor in de eerste week gelijk zei: “Zeg maar Jan!”.
Dat dat zo makkelijk gaat heeft een reden. Ik ben een bekeerling en ken de Arabische cultuur van binnenuit. Ik heb de afgelopen jaren met man en kinderen in Noord-Afrika gewoond. Weet dus hoe het is om je ontheemd te voelen, je geboortegrond en ouders te missen en te moeten wennen aan een ander klimaat en gewoontes. Razan en ik dragen beiden een hoofddoek en willen daarmee de kracht van ons geloof uitdragen. We zijn dankbaar dat dat in Nederland gewoon kan. Het is een vrijheid die veel vrouwen in de wereld niet kennen. Onderdrukking voelen we niet, wel het ongemak dat sommige mensen voelen. En dat mag er ook zijn, want ook wij zien hoeveel agressie er uit naam van onze religie wordt gebruikt.
Op de terugreis in de trein komt de realiteit van onze ontmoeting hard binnen. Aleppo is voor mij niet meer een kapotgebombardeerde stad in een ver en ongrijpbaar land, het is Razans thuis. En haar pijn is opeens ook mijn pijn. ♦
Syrische ‘huiskamer’ – Rotterdam
Ik zit in een Syrisch eethuis in Rotterdam met mijn nieuwkomer Razan. Op weg er naar toe heeft ze me verteld hoe Aleppo de pistachehoofdstad van Syrië is. Ik kijk er dus niet van op dat de muren in het eethuis zachtgroen van kleur zijn. Ook komt de naam van het nootje terug in de naam en het logo van deze eetgelegenheid.
Ik ben de enige niet-Syriër en heb constant Nederlandse ondertiteling nodig. De rollen zijn omgedraaid. Men is hier nieuwsgierig naar mij. De combinatie van hoofddoek met blauwe ogen valt op. Iedereen praat met elkaar en de eigenaar is supertrots op zijn specialiteiten uit Aleppo. De tafel vult zich al snel met veel verschillende hapjes. Omdat ik met een Arabier getrouwd ben, ken ik de gerechten van naam.
De rollen zijn omgedraaid. Men is hier nieuwsgierig naar mij.
Razan kijkt op van mijn culinaire kennis van de Arabische keuken. Luistert met stijgende verbazing naar alle Noord-Afrkaanse gerechten die ik zelf heb leren maken. Dat ze in Syrië de kipfilet in citroen marineren is nieuw voor mij. Die frisheid zit ook in de dips die we bij het vlees krijgen. Blijkbaar houden de Syriërs wel van een zuurtje in hun eten. De kip-kebab is heel zacht en in heerlijk dun platbrood gerold. De Syrische eigenaar blijkt in Nederland geboren te zijn, maar praat Syrisch-Arabisch alsof hij zijn hele leven niet anders heeft gedaan. De klanten zijn verbaasd dat hij niet een ‘verse’ vluchteling is. Hij zegt dat het komt door zijn Syrische vrouw. Sinds ze getrouwd zijn, is zijn moedertaal met stappen vooruit gegaan.
Eerder die dag hebben we uren ingespannen geluisterd naar een lezingenserie in Islamitisch Centrum De Middenweg. Het thema was identiteit. We praten over hoe je het goede van twee werelden moet leren combineren. En hoe belangrijk het is om daarbij niet je eigen unieke stem te verliezen. Of je voor je anders-zijn te schamen.
Ik ken dat als nieuwe moslim ook. Maar dan de andere kant op. Het blijkt helemaal niet nodig om jezelf na je bekering compleet te ‘renoveren’. Je moet juist het goede van je eigen cultuur behouden en daar trots op zijn. Jonge geboren moslims hebben er ook last van. Zij voelen soms weinig aansluiting in hun eigen traditionele families. En krijgen dan als verwijt te horen dat ze ‘verkaasd’ zijn. Terwijl zij gewoon proberen hun geloof en achtergrond op een nieuwe manier met elkaar te combineren.
Razan vraagt mij honderduit over het netwerk van vrouwelijke bekeerlingen. In haar ogen zijn we in Nederland extreem goed georganiseerd. Ze is ontzettend nieuwsgierig naar hoe wij dat als groep aanpakken. Alhoewel ze een technische studie heeft gedaan aan de TU Twente, is Razan duidelijk een ‘mensen’-mens. Ze vertelt me hoe ze geniet als ze mensen aan elkaar kan koppelen qua werk of een gedeelde passie. En hoe graag ze daar later haar werk van zou willen maken. Het grappige is dat als we een nieuwe afspraak proberen te maken, zij vaak drukker is dan ik. Vol vuur stort ze zich op allerlei nieuwe projecten. Ik heb bewondering voor haar opgeruimde karakter. En ik vraag me steeds af of ik in haar situatie hetzelfde zou doen. Dwarszitten doet het me niet. We lachen wat af en Razan durft gelukkig ook heel persoonlijke dingen aan me te vragen.
Ik heb bewondering voor haar opgeruimde karakter. En ik vraag me steeds af of ik in haar situatie hetzelfde zou doen.
Tijdens de koffie raken we aan de praat met drie vrienden die vanuit alle windstreken naar dit eethuis zijn gekomen. Een van de jongens komt zelfs helemaal uit München. Ik zie hoe hun strakke en vermoeide gezichten zachter worden als ze de warme huiskamer – want zo relaxed voelt het – binnenkomen.
Hier kunnen ze even in hun eigen taal praten en onder landgenoten zijn. Met mensen zijn die hetzelfde gemis voelen. Ook niet snappen hoe ze hier zijn terechtgekomen. Zonder te praten elkaars verhalen kennen. Hier kan het beschermende masker even af en hoeven ze geen uitleg te geven over wie ze zijn en waar ze vandaan komen.
Ik voel me vereerd dat ik me een avond getuige mag zijn dit warme Syrische samenzijn. Onwillekeurig moet ik denken aan een verhaal dat ik las over Friet van Piet in Benidorm en hoe men daar aan het mijmeren was over de rookworst van de Hema. Ik krijg daar nu opeens een heel andere associatie bij.♦