“Is dat wel zo verstandig, ‘islamitisch’ in de bedrijfsnaam van HSN opnemen?” Ja, ik hoorde het goed. Mijn gesprekspartner vervolgde zijn verhaal door mij met zorg te wijzen op de negatieve associatie die mensen hebben met het woord ‘islamitisch’. Of ik dat wel zou moeten willen? Het ironische is dat mijn gesprekspartner zelf directeur is van een islamitische basisschool én daar bovenop ook nog eens moslim is.
Negatieve associaties
In de startfase van HSN – Hoop, Steun en Natuur(lijk), een praktijk die gespecialiseerde zorg biedt aan kinderen en jongeren met (ernstige) problemen en daarmee samenhangende gezins- en opvoedproblemen (red.) – hebben we regelmatig terug gekregen ‘of het wel verstandig was om je als bedrijf te profileren als zijnde ‘islamitisch’ of je werkwijze te duiden als ‘door de Islam geïnspireerd’.
Men was bezorgd, oprecht bezorgd. Niet in het resultaat van de dienstverlening of de werkwijze maar bezorgd om de negatieve associaties die anderen mogelijk hebben bij het woord ‘islam’ of ‘islamitisch’. Hoewel de zorg enigszins terecht is, baart de kracht die terminologie heeft en haar vergaande effecten op het al dan niet handelen van mensen, ons meer zorgen.
Kracht van terminologie
Meer dan een decennium terug hoorde ik voor het eerst iets over de kracht die terminologie heeft. Het was het relaas van een orthopedagoog Ton de Zwart dat zijdelings opkwam.
‘Luister goed naar de woorden die men gebruikt. Daar schuilt wat achter, een verhaal en een boodschap. Net zoals bij het woord migrantenzelforganisatie. Met dat woord zet je een groep aan de zijlijn (als wit establishment)…’
Op dat moment stond ik er niet veel bij stil. Nu jaren later staat dat moment en vooral het woord ‘migrantenzelforganisatie’ symbool voor inzichten die, wat mij betreft, van belang zijn voor ons allemaal.
De kracht van woorden
Woorden hebben kracht. Ze kunnen heel veel goeds brengen en mensen activeren en inspireren tot mooie en grootse dingen maar kunnen ook een negatieve kracht met zich mee dragen. Terminologie die met betrekking tot de Islam in het huidig maatschappelijk debat passeert, is er één van negatieve kracht. Die van afwijzing en uitsluiting. Dit alleen al door de manier waarop iemand iets zegt.
De keuze voor bijvoorbeeld ‘ja, maar jullie’ of het gebruik van ‘gematigde moslim’. Het eerste voorbeeld kan gepaard gaan met een ideologie die de dominantie van de ene groep en de onderdrukking van de andere legitimeert. Dit kan heel stilletjes, verborgen in termen. De term gematigde moslim kan alleen bestaan met een antoniem. Een moslim die niet extreem is, is gematigd. De normen lijken hier omgedraaid te worden. Het extreme, het geweld wordt de norm voor de Islam of voor het moslim-zijn en als je vredelievend bent, dan word je gematigd genoemd. Dan ben je dus een gematigde moslim. Wat leert dit onze jongeren?
De normen lijken te worden omgedraaid. Een moslim die niet extreem is, is gematigd
Taal gericht op exclusie
Als we aannemen dat termen een sluimerend effect hebben, wat moet het met islamitische jongeren doen? Ze worden continue geconfronteerd met terminologie die ze, linksom of rechtsom, wegzet? Allochtoon, k-Marokkaan, migrant, moslimterrorist, gematigde moslim, haatimaam, jihadist. Allemaal woorden die op de een of andere manier gelinkt wordt aan deze jongeren. Ze hebben alles behalve positieve connotaties in het maatschappelijk debat. Het lijkt onschuldig maar de gevolgen voor kwetsbare jongeren is groot. Je gedragen naar de verwachting is een mogelijk gevolg – self-fulfilling prophecy.
Een ander mogelijk gevolg is de volgende veelgehoorde uitspraak bij jongeren: “We kunnen het toch niet goed doen, dus waarom zou ik het proberen”. Is dit een vrijbrief voor grensoverschrijdend gedrag? Zeer zeker niet. Het geeft wel mooi weer hoe onze taal is ingericht op exclusie in plaats van inclusie. Het zijn namelijk geen k-Marokkanen maar onze jongeren. Het zijn geen allochtonen maar gewoon Nederlanders. De woorden die we uitkiezen en gebruiken zeggen iets; letterlijk én sluimerend.
Includerende taal?
Vooral hulpverleners zouden zich bewust moeten zijn van de taal die ze gebruiken. Includeer je met de woorden die je gebruikt of zet je de ander weg als exclusief? Tijdens ons onderzoek binnen de gesloten jeugdzorg bleek bij bijna alle ondervraagde jongeren (met een Marokkaanse achtergrond) dat hun hulpverleners geen includerende taal gebruikten.
Zo werden ze bijvoorbeeld ‘Marokkaantje’ genoemd – daarmee weggezet met alle attributen die we kunnen bedenken voor Marokkanen. Ze hoorden regelmatig het volgende: “Hier in Nederland doen wij het zo”. Hiermee ook zeggende dat ‘jij’ een andere normen en waardestelsel hebt. Dus moet je horen (leren) dat ‘wij’ het hier in Nederland op een bepaalde manier doen.
Woorden worden onze gedachten
Al deze woorden zouden een veerkrachtige, evenwichtige, vaardige volwassene mogelijk tegen de borst stuiten. Maar het zal geen vergaand effect hebben op zijn of haar functioneren. Deze evenwichtige volwassene is dusdanig ontwikkeld dat hij het zelfbeeld in eigen beheer houdt. Deze kan terminologie áltijd filteren naar eigen afweging. Jongeren, kwetsbare jongeren in het bijzonder, die dag in dag uit de negatieve krachten van terminologie ervaren en voelen, kunnen deze helaas minder goed ontwijken.
Het gevolg is dat de interne dialoog – de exclusieve privégesprekken met onszelf – gekleurd raken door die negatieve krachten van terminologie. De woorden die anderen naar ons uiten, nemen we, bewust of onbewust, mee. Ze zijn van invloed op de wijze waarop onze gedachten zich vormen. Als we woorden maar vaak genoeg horen en gebruiken, gaan we deze internaliseren. Ze zullen ons handelen beïnvloeden.
Diversiteit wordt weliswaar getolereerd maar wanneer het in een islamitisch jasje is gehesen, heeft het een vies smaakje
Kies neutrale en eerlijke woorden
Onze jongeren moeten horen dat ze meedoen, volledig. Ze moeten ervaren en voelen dat ze niet slechts getolereerd worden. Door hun zijn in ons land hebben ze reeds hun bestaansrecht verdiend. Ze moeten aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid, in de rol die ze op dat moment dragen als student, werknemer of simpelweg als mens. Dát dient het criterium te zijn en niks anders. Dat kan alleen als terminologie neutraal en eerlijk wordt gebruikt en ingezet.
Polarisatie
Dat kan alleen als we terminologie dusdanig gebruiken dat een islamitische directeur van een islamitische basisschool zich geen zorgen hoeft te maken over de gevolgen voor het succes van een jong bedrijf dat een islamitisch grondslag heeft en dit ook als dusdanig wil communiceren. Merk op dat het sluimerend effect van het gebruik van termen dusdanig is dat het zelfs angsten baart en het handelen hierop aangepast wordt.
Daarom vermijden we binnen HSN het woord ‘islamitisch’ niet. Door vermijding van het woord ‘islamitisch’ ontstaat versterking van de boodschap. Dat slechts eenheidsworst goed genoeg is en diversiteit weliswaar getolereerd wordt. Maar, dat wanneer het in een islamitisch jasje is gehesen, het een vies smaakje heeft. Dit werkt polarisatie in de hand. Dát is wat we niet zouden moeten willen.
Goed voorbeeld doet volgen
Ik geloof in het oer-Hollands spreekwoord dat ‘goed voorbeeld doet volgen’. In al onze communicatie als HSN, of dit nou tijdens behandelsessies, trainingen of andere diensten is, hanteren we daarom terminologie die includeert. Woorden die vooral gericht zijn op een neutrale benadering van concepten. Wij geloven dat dit van essentieel belang is om recht te doen aan de potentie van elke jongere én ouder om te excelleren in het goede en naar vermogen. Hierdoor krijgt de interne dialoog van mensen langzaam maar zeker een positieve toon.
En dát is wat we wel zouden moeten willen.