Ik woon nu al zes jaar in Algerije, maar ben pas twee jaar geleden gaan autorijden. Het was voor mij een belangrijke les in aanpassen. Na dertig jaar ervaring op de Nederlandse weg voelde het toch heel raar om te rijden in een land waar je de weggewoontes niet kent. Op de rondwegen van de grote stad waar we wonen, rijdt men gelukkig niet snel, gemiddeld zo’n 80 kilometer per uur. Dat lijkt te komen door de zeer smalle rijbanen, waar zelfs een gewone personenauto amper tussen de lijnen past. Vrachtwagens hebben daardoor anderhalve rijstrook nodig hebben en houden dus de boel op. Helaas ontstaan hierdoor gevaarlijke situaties, waarbij men als een jojo rechts gaat inhalen.
Hartkloppingen
Dat zou niet zo erg zijn als de vluchtstrook alleen maar een noodplek is om te stoppen. Maar hier verkoopt men er groenten en fruit of staat er te wachten op de bus. Ook steken er veel mensen nog te voet de snelweg over; er is een chronisch gebrek aan loopbruggen en viaducten. Verder vind je op de vluchtstroken hardlopers, fietsers en brommerrijders. En dat is hier volkomen logisch, want de snelweg is meestal het beste asfalt in de wijde omgeving.
De meest gevaarlijke situatie die ik zelf heb meegemaakt, was toen een colonne van drie ezelwagens – de bestuurders staand op de karren met de leidsels in de hand – mij tegemoet kwam op de vluchtstrook. Alleen was daar ook de afslag die ik moest nemen. Ik kon net op tijd remmen en achter ze langs steken, maar ik had er wel de hele reis hartkloppingen van.
Zelf moet ik elke dag de grote weg op vanuit een soort brede strook waar auto’s en bussen stoppen en mensen vanaf de busstop aan de overkant de snelweg oversteken. Doodeng is het als mensen over de middenberm komen en al half op onze kant van de weg staan, waar men met 100 km per uur langskomt. Er is dan ook regelmatig een oversteker die zijn actie met het leven moet bekopen.
Verkeersdrempels
Ik zag al snel hoe verwend we eigenlijk zijn in Nederland, waar je niet constant op je hoede moet zijn voor gaten en scheuren in het wegdek. Zeker nu er in Algerije zoveel gebouwd wordt en er continue nieuwe leidingen of kabels de grond in gaan, wemelt het van de gleuven. In de woonwijken leggen de bewoners zelf verkeersdrempels aan. Beton storten lijkt iedereen hier te kunnen en te doen; overal zie je bergen zand en kiezels voor huizen liggen voor een volgende betonklus.
Ik heb geleerd om assertief te rijden. Zeker op de grote verkeersrotondes waar vijf of zes wegen samenkomen, is met de stroom meegaan een vereiste. Dus duw ook ik mijn neus tussen de file en voel ik me niet altijd een “heer in het verkeer”. In het begin maakte ik me nog druk om de boze blikken en grote armgebaren die mij ten deel vielen, maar nu zie ik die al niet eens meer. Er zitten hier overigens ook veel vrouwen achter het stuur, dus wat dat betreft val ik niet op. Ook niet omdat we gewoon een Algerijns nummerbord hebben.
Zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid die ik mezelf inmiddels heb aangeleerd in het verkeer, herken ik nu ook in de manier waarop de Algerijnen zich door het leven slaan. De chaos dwingt je tot zo soepel mogelijk laveren en ondertussen voor jezelf opkomen. Een mentaliteit die je ook terugziet in de openbare ruimte. De laatste vijftien jaar heeft de overheid het mogelijk gemaakt dat een groot deel van de Algerijnen een eigen huis kon bouwen op een eigen stukje land. De regering heeft dit vrije bouwbeleid inmiddels afgeschaft, maar het leed is al geschied.
Het land staat vol onaffe huizen – want op een gegeven moment is het geld op! – en een allegaartje aan bouwsels waar geen architect aan te pas is gekomen. Dat de gebouwen ‘onaf’ kunnen zijn, komt doordat ze hier anders bouwen dan in Nederland. De hoofdstructuur van een gebouw bestaat uit betonnen pilaren en tussenvloeren. De buitenmuren metselt men tussen de pilaren, het fenomeen draagmuren kennen ze hier dus niet. De regering probeert streng te zijn en heeft boetes aangekondigd voor iedereen die in 2018 de buitenkant van zijn huis niet heeft afgewerkt. Maar de vraag is of dat zal werken.
Nu ik het integreren aan den lijve meemaak, zie ik hoe moeilijk het is. Ik zie het als mijn persoonlijke poging om mijn nieuwe omgeving zo goed mogelijk te begrijpen. En waar ik dat kan de nieuwe manier van leven te volgen. Ik loop daarbij geregeld tegen mijn eigen grenzen aan en kom mezelf flink tegen! Maar écht aanpassen, daar is veel meer voor nodig. Dan moet je je echt thuis voelen op je nieuwe plek en het nieuwe leven omarmen. En dat is voor mij (nog) niet het geval. Mijn georganiseerde Hollandse brein kraakt nog elke dag, en dat doet best wel eens pijn.