Ze staat in de kaartenbak van menig journalist en redacteur onder het kopje ‘bekering’ en ‘moslims’: antropologe Vanessa Vroon-Najem. Zeker sinds 2014, toen ze haar proefschrift ‘Sisters in Islam, Women’s Conversion and the Politics of Belonging’ verdedigde en meewerkte aan het boek en de gelijknamige tentoonstelling ‘Bekeerd’ in het Amsterdam Museum. Wekenlang deed ze drie interviews per dag; de telefoon stond roodgloeiend. En zo kregen de bekeerde moslims die meewerkten aan haar onderzoek de aandacht die ze verdienden.
“Bij het opzetten van de tentoonstelling destijds waren twee dingen belangrijk ” legt Vanessa uit. “Je gaat uit van wat het publiek weet – vaak niet zoveel – en van wat ze denken te weten – vrouwen bekeren dóór een huwelijk, of misschien zelfs vóór een huwelijk. Zo kwamen we tot de kernvraag: hoe gaat het proces van bekering nu eigenlijk in zijn werk?”
Blijkbaar leefde die laatste vraag heel erg. “Er kwamen interview-verzoeken van kranten, tijdschriften, radio en televisie. Van de EO, ‘Tijd voor Max’, de Moslim Omroep en een reportage bij ‘Een Vandaag’. Er kwam zelfs een cameraploeg van de Indonesische televisie langs en een in het Arabisch vertaald artikel van de Wereldomroep werd tientallen keren online gedeeld in Arabische media. Het was hard werken, want je mag niet verslappen. Bij elk gesprek moet je opnieuw focussen. Ik heb geleerd van tevoren duidelijke afspraken te maken met journalisten. Ik geef altijd van tevoren aan dat ik 100% achter de tekst moet staan.”
Bouwstenen voor later
Hoe groot het belang is van duidelijk communiceren, is iets dat Vanessa gaandeweg heeft geleerd. Ze koos na de middelbare school voor een studie Antropologie in Amsterdam, vanwege haar fascinatie voor het dagelijks leven van mensen. Toen al wilde ze graag veldwerk doen onder ‘gewone’ jongeren van Marokkaanse afkomst in Amsterdam. “Journalisten waren vooral geïnteresseerd in wat toen ’randgroep’-jongeren heetten, voor hen waren de ‘doorsnee’-jongeren niet interessant genoeg. Ik wilde juist weten hoe het was om als gewone migrant op te groeien in Nederland. Maar daar bleek de tijd nog niet helemaal rijp voor. Onderzoek in het buitenland had in de jaren tachtig onder antropologen veel meer aanzien.“
Toen ze na haar studie geen werk kon vinden als antropoloog, ging ze na verloop van tijd aan de slag als archivaris bij het Amsterdam Museum. Een plek die sindsdien als een rode lijn door haar carrière loopt. “Ik lees alles wat gearchiveerd moet worden en zo kreeg ik inzicht in hoe museumprocessen werken en hoe je publieksproducten maakt. Ik ging de stappen onderscheiden; iets dat sterker werd toen ik ook nog voorzitter van de ondernemingsraad werd. Ik leerde de bedrijfscultuur kennen en ontwikkelde me op het bestuurlijke vlak.
Toen ik het aanbod kreeg om een opleiding tot manager te volgen, voelde ik me opeens op een kruispunt staan. Uit de beroepskeuzetest die ik deed kwam naar voren dat ik én een duidelijk academisch niveau had én zeer geïnteresseerd was in mensen.” In haar hoofd ging de knop om. Ze stelde de directeur voor om weer parttime te gaan studeren en zo mogelijk die kennis ook in te zetten voor het museum. Zo werd ze in 2005, tien jaar na haar eerste afstuderen, wat ze zelf noemt, een ‘tweede-kans-antropoloog’.
Tentoonstelling ‘Mijn Hoofddoek’
Het was de tijd waarin, na de aanslagen in New York en de moorden op Fortuyn en Van Gogh, het zogeheten ‘islamdebat’ was losgebarsten. Tenenkrommend vond Vanessa de steeds terugkerende suggestie dat moslim én Nederlander zijn niet bij elkaar zouden passen. Als antropoloog en bekeerling wist ze dat het toch wel iets genuanceerder lag. Ook viel haar op dat er in de media weinig vakgenoten als experts aan het woord kwamen. Werk aan de winkel dus!
Op de Vrije Universiteit (VU) mocht ze haar eigen onderwerp kiezen voor haar Master. Dat werd bekering tot de islam. Ze kon maar liefst acht maanden part-time veldwerk doen. Extra belangrijk in deze langzame wetenschap, waar je inzoomt op het dagelijks leven van mensen en op zoek gaat naar de nuances en ‘eigenaardigheden’ die je wilt duiden. “Op mijn werk leerde ik via de tentoonstelling ‘Mijn Hoofddoek’ (2006) de bekeerlinge kennen die mij zou introduceren in wat later mijn werkveld zou worden, moslimvrouwengroepen in Amsterdam-West.” Toen begon ook eigenlijk haar eigen sociale leven in de oemma (moslimgemeenschap). Tot die tijd was ze behoorlijk solo geweest in haar moslim-zijn.
Het ‘hoe’ van bekeren
Ze besloot onderzoek te doen naar het ‘hoe’ van bekeren. “Bij een waarom-vraag is het gevaar groot dat je antwoorden krijgt die men denkt te moeten geven. Door het proces te beschrijven kun je beter doordringen tot de kern. Wat verandert er eigenlijk in je leven nadat je moslim wordt? Hoe was de weg daar naar toe? Door te focussen op veranderingen in het dagelijks leven op het gebied van eten en drinken, woninginrichting en kleding, hield ik het laagdrempelig en voor iedereen herkenbaar. Er bleek bijvoorbeeld sprake te zijn van de culturele continuïteit: bekeerlingen eten nog steeds wat ze vroeger ook al lekker vonden. Afhankelijk van hun achtergrond eten ze nog steeds stamppot, maar nu met halal rookworst, of roti met halalkip.”
Bekeerde moslims blijken zelf ook nieuwe sociale netwerken te ontwikkelen. Omdat de begeleiding van nieuwe moslims in moskeeën vaak nog in de kinderschoenen staat en er voor veel van hen sprake is van een taalbarrière, ontstaan allerlei initiatieven om daar wat aan te doen. In zelfopgerichte vrouwengroepen kunnen bekeerlingen terecht voor gebedslessen, advies en Nederlandstalige lezingen. Daar is overigens net zo goed behoefte aan bij de nieuwe generatie ‘geboren’ moslims, die ook graag kennis over de islam willen opdoen in het Nederlands! Verder is er binnen de vrouwengroepen ruimte om samen je sores te bespreken en religieuze feesten te vieren; belangrijk als een eigen moslimpartner of -familie ontbreekt. De ‘vraag der vragen’ voor bekeerlingen kwam ook terug in het onderzoek: hoe maak je nou verschil tussen de cultuur van de moslims en de islam als religie?
Verborgen Vrouwen
“Ik wilde mijn resultaten graag delen met een breder publiek dan alleen mijn eigen vakgenoten. De eerste kans kwam toen ik in 2007 aan kon haken bij de tentoonstelling ‘Verborgen Vrouwen’ in de museumschuilkerk Ons’ Lieve Heer op Solder. In de zeventiende eeuw werd daar de eerste priester bij de diensten geholpen door tientallen vrijwilligsters. Zij werden ‘geestelijke maagden’ genoemd. Het museum zocht een link naar het heden. Ik zag de overeenkomst met bekeerlingen meteen. Ook deze vrouwen bedekten hun hoofd, sloegen hun blikken neer, zorgden vaak voor hun eigen inkomen en waren als Katholieken in een Protestantse stad zichtbaar als ‘afwijkend’ gelovige vrouwen.
Ik werd gevraagd voor lezingen en rondleidingen en organiseerde er mijn eerste openbare iftar-maaltijd tijdens de maand ramadan. In het begin vond ik het doodeng, maar ik heb het toch gedaan. Ik zie het als mijn morele en maatschappelijke plicht om de moslima’s die mij geholpen hebben bij mijn onderzoek een stem te geven. Die wordt vaak niet gevraagd of niet duidelijk gehoord.”
“Ik had de smaak te pakken en greep mijn kans toen het Amsterdam Museum nieuwe onderwerpen zocht voor de ‘Weeshuiskastjes’ – kleine vitrines met tijdelijke tentoonstellingen – op de binnenplaats van het museum. Ik wilde graag een praktijk centraal stellen en dat werd ‘vasten’. Veel bekeerde vrouwen die ik sprak, hadden al meegedaan aan het vasten in de maand ramadan vóórdat ze bekeerden. En vaak had die ervaring positief bijgedragen aan hun besluit tot bekering.
De Gelovige Stad
Het volgende thema dat ik centraal wilde stellen was het gebed en die kans kwam in 2013. Ik zag dat ik kon aansluiten bij de programmering van ons museum voor 2014 – ‘De Gelovige Stad’ – en had net fotografe Saskia Aukema leren kennen. Zij wilde als eindopdracht voor de Fotovakschool een portretreeks maken van bekeerlingen en fotografeerde ook het islamitisch gebed.”
De twee dames bleken elkaar wonderwel aan te vullen. “Alles viel op z’n plaats. Dat het boek ‘Bekeerd’ tegelijk met de tentoonstelling verscheen, is een klein wonder. Want ik kon pas gaan schrijven nadat ik in december 2013 mijn proefschrift had ingeleverd. Mensen moeten het je ook gunnen, we bleken een grote groep trouwe supporters te hebben. Ik heb vooral geleerd om hulp te vragen en zelf kansen te creëren.”
Crowdfunding op Facebook
“Tot onze grote verbazing was www.bekeerd.nl nog vrij. Die pagina en Facebook gebruikten we om via crowdfunding driehonderd boeken bij voorintekening te verkopen. In de begintijd wist ik niet eens hoe je zelf een post kon maken. Nu houden we op een makkelijke manier nog dagelijks contact met onze supporters van toen. Ook is de pagina een uithangbord voor nieuwe projecten: Saskia’s fotoserie ‘Gesluierd’ (2016) en een project waar ik onlangs aan begonnen ben, ‘Trouwen voor Allah’, bestaande uit een tentoonstelling bij Imagine IC en een documentaire (2017) over bekering en het islamitisch huwelijk.
De les die ik uit die hectische tijd heb geleerd is dit: moslims zelf vinden het leuk om verhalen te horen over bekeerlingen, die heb je al mee. Dus richt je je pijlen vooral op niet-moslims, wetende dat dit publiek het genuanceerde verhaal misschien niet wil horen. Een bekeringsproces is in principe niet sensationeel en gaat vaak in vele kleine stapjes. Je gaat dingen uitproberen, langzaamaan verzamel je genoeg informatie en aan de hand daarvan ga je het praktiseren uitbouwen. Ik geef altijd extra uitleg als ik van journalisten de kans krijg, maar meestal wordt er toch naar de bekende weg gevraagd. Zo belanden vaak dezelfde hoofdlijnen in de media. Vrouwen bekeren zich uit eigen beweging en worden niet gepusht om moslim te worden door hun echtgenoot. Ze blijven zich Nederlander voelen (of welke etnische achtergrond ze dan ook hebben) en vinden over het algemeen de islam een praktische religie die spiritualiteit een duidelijke plaats geeft in het dagelijks leven. Belangrijke boodschappen die niet vaak genoeg herhaald kunnen worden.
Je ziet wel dat gaandeweg de jaren het fenomeen bekering tot de islam alledaagser en normaler wordt. Maar het is nog steeds niet helemaal geaccepteerd. En daarom dus nog steeds nieuws!”
Foto’s: Saskia Aukema