Samir El Hadaoui is een Amsterdammer. Met een natuurlijk talent voor lesgeven en het werken met jonge mensen. Hij wil ze coachen in het zoeken naar hun eigen weg, zoals hij die zelf ook proefondervindelijk heeft gevonden. Zoals veel mensen met twee thuislanden is hij gevormd door zowel zijn geboorteland Nederland als het land waar zijn vader en moeder werden geboren.
Hoe dat Marokkaanse deel van hem nu precies voelt? Hij vond de woorden daarvoor toen hij het verslag schreef van een bijzondere reis: terug naar Tafersite, het dorp van zijn opa.

Het vliegveld Nador Aroui
Samir: “Het is bijna zes jaar geleden dat ik er voor het laatst was. Ironisch genoeg was dat om mijn andere opa te begraven. Nu kom ik voor verschillende redenen. De eerste en belangrijkste reden zijn mijn grootouders, die ik inmiddels bijna zes jaar niet heb gezien. Tweede reden is om weer terug te kunnen keren naar mijn innerlijke bron, mijn bron van rust.
Ietwat nerveus pak ik het vliegtuig van Amsterdam Schiphol naar Nador Aroui. De zenuwen komen niet door het vliegen, dat ben ik inmiddels gewend, maar door het weerzien. Angst voor wat ik aantref en hoe ik het aantref. Eenmaal ingecheckt mogen we na een korte vertraging het vliegtuig betreden. Wat een luxe, er zit niemand naast me. Op wat huilende kinderen na is het een heerlijke vlucht. Na de aankondiging van de piloot dat we zullen beginnen met landen kijk ik uit het raampje naar buiten en zie een land waar ik inmiddels vervreemd van ben geraakt. Het ziet er van boven al zo onbekend uit, wat zal ik dan aantreffen op de grond?
Ik kijk uit het vliegtuigraampje naar buiten en zie een land waar ik inmiddels vervreemd van ben geraakt.
Het vliegtuig landt en met enig gevoel van schaamte zet ik mijn eerste stap op de warme bodem van Marokko. Eenmaal langs de douane word ik opgehaald door mijn oom en mijn vader. Het is een uurtje rijden naar het dorpje Tafersite, het dorpje tussen de bergen, en onderweg licht mijn vader mij in over alle nieuwe gebouwen en verandering in de omgeving. Toch voelt het alsof ik een eeuw terug in de tijd ben gereisd en alsof elk steentje nog precies op hetzelfde plekje ligt als toen ik hier voor het laatst was.
Het roze huis van mijn grootouders
Na een stuk rijden stopt mijn oom bij het roze huis van mijn grootouders. Mijn vader en ik stappen uit en lopen naar binnen. De eerste die mij groet is mijn moeder en ondanks dat ik haar een week geleden nog heb gezien, ziet ze er toch anders uit. Ze straalt en lijkt vol energie te zitten. Bovendien heeft ze nog nooit zo lekker geroken. De geur van Tafersite is op haar neergedaald en hangt om haar heen. Daarna word ik gegroet door de tweede vrouw van mijn opa. De prachtige vrouw die de ondankbare taak op zich heeft genomen om hem te verzorgen en bij te staan in deze moeilijke tijden. Haar knuffel is gevuld met liefde en warmte.
Terwijl zij het rijtje afgaat van mijn broers en zussen om te vragen of het goed met ze gaat hoor ik mijn oma roepen ‘Kom mijn zoon, kom’. Ik loop naar haar toe en zie een glimlach op het getekende gezicht verschijnen. Ze zit op een paar dunne matrasjes op de grond en zegt dat ze te oud is om op te staan. Ik kniel naast haar neer en neem haar in mijn armen en ze drukt me stevig tegen haar aan. Ik voel alle stress en zorgen langzaam van me afglijden en begraven worden in de grond waar mijn roots zich eeuwenlang genesteld hebben.

Ik hoor mijn oma roepen ‘Kom mijn zoon, kom’
Mijn moeder trekt mij weer op aarde en zegt dat er iemand op mij wacht. Ik kijk naar links en zie daar mijn opa. De ooit zo sterke man die in bomen klom, kan haast niet meer gedragen worden door zijn eigen benen. Ik loop naar hem toe en we vallen in elkaars armen. Voor mijn gevoel hebben we elkaar minuten vastgehouden en het enige wat ik hoor en voel is de dankbaarheid van mijn opa. Iedereen lijkt ontdaan door mijn komst, maar mijn opa lijkt er juist door opgewekt. Hij neemt me bij de arm en we gaan met z’n allen zitten op de dunne matrasjes, naast mijn oma.
Mijn opa, de ooit zo sterke man die in bomen klom, kan haast niet meer gedragen worden door zijn eigen benen.
Ik zit naast mijn opa en terwijl hij nog steeds zijn dankbaarheid uit, streelt hij met zijn hand mijn arm. Dezelfde handen die rotbaantjes hebben gehad en die hem hebben gedragen naar Nederland en weer terug naar Marokko. Het lijkt alsof elke rotbaan een litteken achter heeft gelaten op zijn handen. Hij vertelt dat hij op mij aan het wachten was en dat hij er nu klaar voor is om heen te gaan. Bij deze woorden raak ik langzaamaan in paniek. Dat zal toch niet gebeuren dat hij, door mijn komst, zal gaan opgeven?
‘Alleen God weet hoe dankbaar ik ben’
Lang panikeren kan ik echter niet want mijn opa wrijft met zijn vinger langs een gaatje in mijn broek. Op dat moment bedenk ik me meteen dat ik toch een andere broek had moeten aantrekken. Hij kijkt me verbaasd aan en vraagt waarom mijn broek gescheurd is. Ik begin te lachen en zeg dat het een nieuwe trend is in Nederland. Hij fronst wat, mompelt wat over dat hij het nog steeds niet begrijpt en zegt daarna ‘Mijn zoon, alleen God weet hoe dankbaar ik ben’.
Hij vraagt hoe het met me is. Ik vertel hem dat alles heel goed gaat en hij dankt God voor die woorden. Daarna vraagt hij of alles goed gaat met mijn vrouw en waarom ze niet is meegekomen. Ze hebben haar nog nooit ontmoet, omdat ik pas zes maanden getrouwd ben. Ik vertel dat ze heel graag wilde komen, maar dat het voor haar te korte termijn was om vrij te vragen. Ik wist een week van te voren ook nog niet dat ik terug zou keren naar dit dorpje tussen de bergen.
Daarna valt er een oorverdovende stilte en dat zorgt voor een oase van rust. Een rust die ik in Nederland niet kan voelen.

Mijn moeder knipoogt terwijl ze vertrekt naar de keuken
Het nieuws dat het niet zo goed ging met mijn grootouders zorgde ervoor dat ik per direct mijn ticket boekte om ze nog te zien voor het te laat zou zijn. Mijn opa knikt langzaam en vraagt of ze goed bij mij past. Het klinkt als een simpele vraag, maar toch krijg ik er een warm gevoel door van binnen. “Goed zo mijn zoon, goed zo. Zorg heel goed voor haar” zegt hij. Daarna valt er een oorverdovende stilte en dat zorgt voor een oase van rust. Een rust die ik in Nederland niet kan voelen.
Innerlijke strijd
Ik kijk naar mijn opa en zie een man die aan het wachten is om heen te gaan. Onze blikken kruisen elkaar en het is alsof hij meteen voelt wat ik denk. Hij kijkt voor zich uit, slaat een diepe zucht en zegt: ‘Het is goed zo. Jij was de enige van mijn kleinkinderen die ik nog moest zien. Nu kan ik in alle vrede heen gaan. Ik heb mijn leven geleefd en als God vandaag komt, dan sta ik klaar.’ Deze woorden raken mij tot in het diepste van mijn ziel en ik kan nog maar net mijn tranen bedwingen. Mijn vader ziet mijn innerlijke strijd en vertelt mijn opa dat hij nog genoeg heeft om voor te leven en zegt ‘Je hebt al je kleinkinderen gezien, maar je moet hun kinderen ook nog zien.’
Ik vertel dat ik in het afgelopen jaar enorm ben veranderd. Niet alleen mijn uiterlijk, maar mijn hele leven. Ik vertel dat ik een bedrijfje heb waar ik mensen train en in hun kracht zet om het beste uit zichzelf te halen. Mijn grootouders stralen bij het horen van deze woorden. Vol trots begint mijn opa hardop te lachen. Eerst snapte ik niet waarom hij daar zo blij van werd, maar het begon langzaam tot me door te dringen. Mijn opa is vertrokken naar Nederland om zijn familie een betere toekomst te gunnen.
Mijn grootouders stralen bij het horen van deze woorden. Vol trots begint mijn opa hardop te lachen.

Ik voel me thuis in Tafersite, iets wat ik niet eerder heb gevoeld
Bij het horen van mijn woorden zag hij dus weer een deel van zijn droom verwezenlijkt worden. Zijn droom was dat wij onze dromen konden uit laten komen. Als de zon langzaam begint onder te gaan komen de woorden van de adhaan (de oproep tot het gebed) tot ons. Ik neem nog snel een laatste slok van mijn thee en samen met mijn vader lopen we naar de moskee. De moskee die mijn opa met zijn eigen handen heeft helpen bouwen. Na het gebed word ik begroet door mijn oom die sinds een aantal jaar vrijwel blind is geworden. Daarna groet ik nog wat andere mannen en buren. Vreemd genoeg voel ik me thuis, iets wat ik niet eerder heb gevoeld in Tafersite.

Geen andere olijfolie kan tippen aan de olijfolie uit Tafersite
Ik voel me thuis
De ochtendschemering schijnt door het raampje in mijn slaapkamer naar binnen. Ik open mijn ogen en voel me volledig uitgerust. Ik grijp naar mijn telefoon en realiseer me weer dat ik hier helemaal geen bereik heb. Dit is precies wat ik nodig had. In Nederland werk ik elke dag en bouw ik hard aan mijn onderneming. Al dat harde werken begon langzaam zijn tol te eisen. Nu niet meer, want de rust van Tafersite heeft mij bereikt.
Ik grijp naar mijn telefoon en realiseer me weer dat ik hier helemaal geen bereik heb. Dit is precies wat ik nodig had.
Ik sta langzaam op en loop naar de tuin. De tuin waar mijn grootouders hun kippen en konijnen hebben. Op het einde van de tuin zie ik mijn grootouders en ouders aan tafel zitten en genieten van het ontbijt. Mijn moeder die brood opwarmt door het te leggen op hete kolen en daarna uitdeelt aan iedereen. Er staat niet veel op tafel, slechts wat olijven en olijfolie. Meer is er niet nodig. Ik groet iedereen met een kus op het voorhoofd en neem plaats. Mijn oma schuift wat brood mijn kant op en schenkt wat olijfolie voor me in op een bord. De olijfolie die gemaakt is met de olijven van mijn opa’s olijfbomen. Puurder kan ik het niet wensen. Lekkerder ook niet want, al zullen velen het niet me eens zijn, de olijfolie uit Tafersite; daar kan geen andere olijfolie aan tippen.
Mijn opa staart in de verte voor zich uit. Ik vraag hem of alles goed gaat en hij antwoordt met een langzame knik. Mijn oma tikt me aan en zegt dat hij zich vandaag niet zo lekker voelt. Ik plaats mijn hand op zijn been en krijg er geen bemoedigend woord uit. Ineens gaat mijn opa rechtop zitten alsof God hem iets heeft ingefluisterd wat hij direct moet uitvoeren. Hij kijkt naar mijn Lella – zo noem ik de tweede vrouw van mijn opa – en zegt dat het tijd is.

Mijn Lella komt naar buiten met een gigantische haan die gaat dienen als feestmaal
Speciale maaltijd
Ze vertelt me dat er een hele grote haan in het kippenhok rondloopt die mijn opa als dank voor mijn komst aan mij wil serveren. Ik schrik van de gedachte en zeg dat het niet hoeft, maar mijn opa dringt aan. Voor ik het weet loopt mijn Lella naar het kippenhok en komt naar buiten met een gi-gan-tische haan in haar hand. Mijn opa maakt zijn mes scherp en moet al zijn krachten verzamelen om op te staan.
Een aantal minuten later zijn alleen mijn moeder, mijn Lella en ik achtergebleven. Zij bereiden, ietwat geïrriteerd door de grootte, de haan voor om hem later op de middag te kunnen serveren. Ik zit gefascineerd te kijken naar de procedure omdat ik toch niks nuttig te doen heb. Dat is het mooie van Tafersite, er is niet heel veel in het dorpje, maar tijd is er genoeg. Mijn oma zegt: ‘Mijn zoon, leef voor vandaag. Probeer niet te veel te denken aan morgen want niks is beloofd.’
Fruit van het seizoen
De zon schijnt fel. Het is een ander Marokko dan hoe ik het in de zomer aantref. Het is veel frisser en niemand is er met toerisme bezig. De bergen zijn er ontzettend groen en het oogsten van tarwe is het onderwerp van de dag. Het is nog niet de tijd van vijgen of cactusvruchten, maar van kersen en abrikozen.

Voor groenten en fruit gaat mijn opa naar deze souk
Vol trots vertelt mijn moeder dat we vandaag mijn oma in Ben Tayeb gaan opzoeken, haar moeder. Het is geen lange afstand, maar door de verschrikkelijke gaten in de weg is het geen plezierige rit. Mijn oma woont op de top van een berg. Terwijl we langs verschillende huisjes en winkeltjes rijden worden we gevolgd door de ogen van iedereen die wij passeren. Na een stuk omhoog te hebben gereden, en een stofwolk achter ons gelaten te hebben, komen we aan bij het huisje van mijn oma. De laatste keer dat ik hier kwam, was de nacht voor de begrafenis van mijn opa.
Mijn oma is helemaal in het wit gekleed, met een mooie rode riem waar haar telefoon aan hangt en een glimlach van oor tot oor.
We stappen uit, ik bal mijn vuist en bonk een aantal keer hard tegen de garagedeur. Mijn moeder lacht me eerst uit en vraagt mij of ik denk dat ze nog in de middeleeuwen leven. Daarna drukt ze zachtjes en kort de bel in zodat mijn oma niet schrikt van het geluid. Het duurt even en dan horen we iemand aan de andere kant de deur openen. De deur gaat open en daar staat mijn oma. Helemaal in het wit gekleed, met een mooie rode riem waar haar telefoon aan hangt en een glimlach van oor tot oor. In haar kamertje hangt aan de muur de foto van mijn opa als jonge man in kostuum.
Mijn oma vertelt hoe trots en dankbaar ze is dat ik langs ben gekomen om haar te zien. Toch voelt het verkeerd en ik bied mijn excuses aan dat het allemaal zo lang geduurd heeft. Ze lacht en zegt dat je in het leven niet continu aan anderen kan denken. Soms moet je denken aan jezelf. Reageren met woorden lukt me niet, ik glimlach als antwoord.
De oude Mercedes van mijn opa
Mijn vader stelt voor om samen met mij naar het winkeltje van mijn oom te gaan. Die wijst naar zijn auto en vraagt of ik de wagen herken. De bordeauxrode Mercedes 250 uit de jaren 80 die behoorde tot de trots van mijn opa, hij reed er graag in rond toen hij nog leefde. De auto heeft geen verzekering en mag al lang niet meer op straat rijden, maar daar trekt mijn oom zich niks van aan. Voor hem is het een mooie herinnering aan zijn vader en de rest kan hem gestolen worden.

Terug naar Tafersite, het dorp van mijn opa
‘s Avonds na het gebed wacht ik mijn vader op die nog een praatje staat te maken met de jeugdvrienden die hij heeft moeten achterlaten toen hij naar Nederland kwam. Ik kijk omhoog en zie een enorm verlichte sterrenhemel zich tot in het oneindige uitspreiden.
Langzaamaan droom ik weg, tot mijn vader naast me komt staan en ook even omhoog kijkt. Na enkele seconden doorbreekt hij de stilte en zegt: ‘Deze hemel kunnen we helaas niet meenemen naar Nederland.” Ondanks een lach op zijn gezicht zie ik een teken van gemis in zijn ogen. Morgen is het maandag en dat betekent dat het hele dorpje zijn boodschappen zal doen bij de Souk n Tafersite. Ik vraag mijn vader of ik met hem mee mag en het antwoord is ‘ja’.
‘s Ochtends blijkt dat het nieuws van mijn idee om met mijn vader naar de souk te gaan ook mijn opa heeft bereikt. Hij roept mij bij zich en kijkt me streng aan. Hij vraagt me of ik van plan was iets te kopen voor mijn vrouw. Ik geef toe dat het niet in mij was opgekomen. Ik ben gekomen om mijn grootouders te zien en mijn vrouw begrijpt dat als geen ander.

het gekraai van de haan zorgt ervoor dat ik eerder opsta dan gepland
Vol verbazing kijkt hij me aan. Even ben ik bang dat zijn kunstgebit uit zijn mond zal vallen van schrik door mijn opmerking. Hij verheft zijn stem en maakt mij heel duidelijk dat ik echt iets voor mijn vrouw moet halen. Hij vertelt dat zij blij op mij zal wachten bij terugkomst en als ze me dan aantreft met lege handen, ze dan enorm teleurgesteld zal zijn. Ik zeg dat het echt niet nodig is, maar uiteindelijk geef ik toe. Hij laat me niet gaan voor hij me wat advies geeft over kleuren die vrouwen heel mooi vinden.
Een jurk voor mijn vrouw
Na het ontbijt worden we opgehaald door de buurjongen die de plaatselijke taxichauffeur is. Na een helse rit, waarbij mijn hart drie keer mijn lichaam heeft verlaten, komen we bizar genoeg veilig en heelhuids aan bij de markt. Het is er enorm druk en lawaaierig. Mijn opa besluit naast een van de kraampjes van een oude bekende te gaan zitten in de schaduw en daar te wachten tot mijn vader en ik klaar zijn met de boodschappen. Mijn neefje staat ons op te wachten om ons te vergezellen bij het winkelen.
Als we weer thuis zijn, laat ik mijn opa zien wat ik gehaald heb voor mijn vrouw. Met sprankelende ogen knikt hij terwijl hij de jurk vastpakt en het langs zijn vingers laat glijden. Hij kijkt me aan en zegt ‘Vergeet nooit om iets leuks voor je vrouw te halen mijn zoon. Het is een kleine moeite en het is wat ze ten allen tijden verdient’.’’
Ik heb juist je verhaal over Tafersit gelezen, eerst en vooral Tafersit is geen dorp maar een streek met in totaal 11 inwoners. Het feit dat je over een dorp spreekt denk ik niet dat je van Tafersit afkomstig bent.