Als je leest over vrouwen met een hoofddoek, zijn het – vreemd genoeg! – vaak mannen die het woord nemen. Het zijn meestal niet de moslimvrouwen zelf die vertellen hoe het nu precies zit. Wat gaat er eigenlijk om in de hoofden en harten van Nederlandse en Vlaamse moslima’s? En hoe kijken ze aan tegen het concept hoofddoek? In deze vierde aflevering vertelt een jonge Turkse zuster haar verhaal.
Wil jij ook je persoonlijke verhaal delen – indien nodig kán dat anoniem – meld je dan aan via info@qantara.nl. Of je de hoofddoek nu wel of niet draagt, wilt gaan dragen of hebt gedragen; laat van je horen!
Fatma: “Ik ben opgegroeid in de Randstad. Mijn ouders komen oorspronkelijk uit het Zuiden van Turkije. Over geloof werd thuis niet echt gepraat. We deden wel mee aan de Ramadan, maar naar de moskee gaan of salaat doen hoorde er niet bij. Eigenlijk wel raar, want mijn familie heeft Arabische roots en mijn vader en moeder kunnen die taal ook lezen en schrijven. Wat mijn ouders me wel duidelijk hebben meegegeven zijn de waarden en normen van de islam en de angst voor een bestraffing van Allah.
Modern zijn
Als ik terugkijk naar mijn jeugd ben ik altijd heel leergierig geweest. Volgens mijn juffen was ik een sociaal, open, speels en nieuwsgierig kind. Mijn vader is een zakenman en hecht veel waarde aan modern zijn. Hij vindt het geloof belangrijk, maar vindt dat het wel moet passen in deze eeuw. Bij ons in de familie is de insteek: de hoofddoek hoeft niet, die is niet nodig. Ik ken in mijn omgeving ook families waar het dragen van de hoofddoek er wel bijhoort en het een soort natuurlijk proces is. Niet de super bewuste keuze die voor mij in het verschiet lag.

Fatma: “Bij ons in de familie is de insteek: de hoofddoek hoeft niet, die is niet nodig”
Op de middelbare school was ik een meisje dat er altijd tiptop uitzag. Ik droeg nette kleding en mijn haar en make-up waren altijd piekfijn in orde. Om door een ringetje te halen. Mijn vader stimuleerde dat ook, vond het belangrijk dat wij als kinderen er goed verzorgd uitzagen. Ik besloot Pedagogiek te gaan studeren en daar ontmoette ik een Marokkaans meisje dat in bijna alles mijn tegendeel was. Ze droeg wijde kleding en een hoofddoek en ging zonder make-up over straat. En toch voelde ik een klik. Ze was schriftelijk en mondeling heel goed in taal en intellectueel heel sterk. En nog belangrijker: ze stond heel bewust in het leven en had duidelijk haar eigen grenzen.
Zij liet me zien hoe je op een andere manier je geloof kunt vormgeven. Niet zwaar op de hand en vol met humor. Een leven zonder al dat wereldse kreeg voor mij een gezicht. Ze was als een spiegel voor me. Ik voelde al langer een gemis in mijn leven. Ik zou gelukkig moeten zijn, want eigenlijk zat alles in het leven me mee. Maar toch was er iets niet.
Meer voldoening voelen
Ik voelde dat er dingen moesten veranderen en zocht dat op islamitisch gebied. Ik ging boeken kopen, lezingen volgen en verschillende moskeeën bezoeken om de sfeer te proeven. Na een half jaar begon ik me echt rustiger te voelen, een soort opgelucht dat ik weer wat voldoening voelde. Ik moest het blijkbaar allemaal op eigen houtje uitzoeken.
De eerstvolgende stap was om bewust het gebed te gaan doen. Ik had een paar jaar eerder al een periode gehad waarin het geloof opeens belangrijk voor me was. Ik herinner me nog dat ik toen een keer in gebedskleding naar beneden was gegaan. En dat mijn vader me toen vroeg: ‘Wat heb je nu aan?’ Toen ik vertelde dat ik had gebeden, zei hij alleen maar: ‘Ik wil je niet zo zien.’ In shock ging ik naar boven. Ik wist niet dat het zo gevoelig lag. En helaas bleek dit niet de laatste confrontatie te zijn.
Om mijn ontwikkeling kracht bij te zetten, ging ik Arabisch leren lezen. Zo kwam ik in aanraking met andere actief gelovige vrouwen. En wauw, wat voelde ik me thuis! Ik was in die tijd ook heel erg met de dood bezig. En zei tegen mezelf: ‘Fatma, als je nu dood gaat, dan weet je waar je naar toe gaat.’ Ik dacht steeds bewuster na over de gevolgen van mijn huidige leefpatroon. Het proces werd versneld door de Ramadan, waarin ik mezelf met een hoofddoek zag in een droom.
Met abaya naar school
Ik besloot om de eerste stappen te gaan zetten om de hoofddoek te gaan dragen. Voor mij betekende dat dat ik in het nieuwe schooljaar met mijn abaya naar school ging. En dat voelde heel natuurlijk. Ik had toen een eigen autootje en draaide onderweg altijd Koran. Op een dag bracht ik een vriendin van mijn moeder naar huis en zij was blij verrast toen ze de Arabische klanken hoorde. Haar opgetogen reactie sterkte me ook dat ik op de goede weg was.

Fatma: “Ik zag dat ik het geloof ook op een andere manier kon vormgeven”
Mijn ouders vroegen wel steeds vaker “Waarom loop je er zo bij?” Ik was inmiddels zover dat zelfs een broek dragen me al een schaamtegevoel bracht. Ik had mijn propedeuse gehaald en ging verder met een studie in een andere stad. Daar ben ik de eerste dag binnengelopen met abaya en hoofddoek. Ik voelde me nog niet klaar voor de confrontatie met mijn ouders en moest de hoofddoek dus omdoen op een stil plekje. Achterin een rustige bus, op een afgelegen trap of achter een schuur in de buurt van ons huis. Dat voelde heel eenzaam en dubbel.
Gaandeweg het jaar voelde ik me steeds sterker in mijn hoofd. Ik voel me met mijn hoofddoek compleet en serieus. En probeerde dat uit te leggen aan mijn vader. Maar die zei: ‘Je bent toch een keurig meisje. Doe het maar niet. Beloof me dat je het niet gaat doen.’ Tot een echt gesprek kwam het niet. Ik was dat jaar veel thuis en voelde me steeds meer verscheurd, niet compleet zonder mijn islamitische kleding.
Niet meer ontkennen
Mijn moeder zag de verandering wel, ik deed mijn haar heel simpel in een staart en maakte me minder op. Op een dag kwam ik thuis en zat mijn moeder met mijn hoofddoek op de bank. Ik besloot toen: ‘Ik ga het niet meer ontkennen, ik sta er echt achter.’ Natuurlijk kreeg ik de vraag: ‘Waarom doe je het als wij het verbieden.’ Toen ik vertelde waarom viel mijn zusje – die al die tijd naast mijn moeder met hoofddoek op de bank zat – me bij: ‘Dat is haar keus en ze doet toch niet iets slechts?’
Het tweede gesprek met mijn vader was erg confronterend. Hij liet doorschemeren dat zij als ouders hun steun aan mij zouden stopzetten als ik me niet aan hun regels hield. Toen pas besefte ik hoe moeilijk het is om een verwachtingspatroon te doorbreken. Daarvoor is liefde tussen ouders en kinderen blijkbaar niet genoeg. Ik ben er nog niet uit, hoe ik hier mee om moet gaan. Ik weet dat het een beproeving voor me is en dat het tijd nodig heeft. Mijn moeder weet dat ik de hoofddoek draag sinds ze mijn studentenpas heeft gezien. Mijn vader is nog niet zover. Ik doe doua (smeekbede) dat hij inziet dat dit het beste voor mij is en hij zich er niet voor hoeft te schamen. Het is wel triest, want ik ben een vaderskindje en ik wil hem echt niet kwijtraken.”
De naam van de geïnterviewde zuster is op haar verzoek gefingeerd. Haar echte naam is bij de redactie bekend.
Hoofdfoto: Bernard Spragg/Flickr.
Wil je meer hoofddoekverhalen lezen?