Eén van de soera’s in de Koran die over vervolging gaat, is soera al Boeroedj (de sterrenstelsels). Het gaat over een kuil waarin gelovigen geworpen werden om levend verbrand te worden, terwijl omstanders toekeken en niets deden.
Toen ik als leerkracht aan de leerlingen van groep 7 vertelde over de gewoonte van de Romeinse keizers om na de dood van Jezus عليه السلام drie eeuwen lang christenen in de arena te kruisigen, levend te verbranden of te laten verslinden door wilde dieren, waren mijn leerlingen onder de indruk. Toen ik vervolgens vertelde dat de christenen alleen maar gedood werden omdat zij in één God geloofden net als de moslims, drong het in alle volheid tot ze door en waren ze er stil van.
Soera al Boeroedj
Ik ben altijd getroffen als ik lees over de vervolging van gelovigen. Het maakt me niet uit wat hun achtergrond is. Het raakt me elke keer. Het is daarom ook dat ik soera al Boeroedj bijna niet met droge ogen kan lezen.
“Bij de hemel vol sterrenbeelden,
bij de beloofde Dag (d.w.z. de Dag des Oordeels
(en) bij een getuige en wat getuigd wordt.
Vervloekt zijn de mensen van de kuil,
(van) het vuur met brandstof.
Toen zij erbij (d.w.z. bij het vuur) zaten
en getuige waren van wat zij de gelovigen aandeden.
Zij koesterden alleen maar wrok tegen hen,
omdat zij geloofden in God, de Almachtige, de Geprezene,
Die de heerschappij over de hemelen en de aarde heeft.
En God is van alles getuige.”
(Koran 85:1-9)
Ik heb me altijd afgevraagd hoe het mogelijk is dat mensen in staat zijn anderen te doden en vooral als dit op een wrede manier gebeurt. En ik vind het nog moeilijker te bevatten dat daar mensen bij blijven staan kijken.
Een vergelijking met Viëtnam
Een documentaire over de oorlog in Vietnam, die ik in mijn tienerjaren zag, gaf mij uitsluitsel. Een soldaat vertelde hoe hij het doden ervoer. Hij was van tevoren enorm gedrild om te doden als er ook maar een beetje gevaar dreigde. Iedereen was verdacht.
De eerste keer dat hij iemand doodde was op het platteland van Viëtnam. Hij zag een vrouw in het veld staan met de rug naar hem toe, die een wapen leek te dragen. Op het moment dat zij zich omdraaide, schoot hij in een reflex, omdat hij dacht dat zij hem zou neerschieten. Maar hij zag dat zij een baby in haar armen droeg. “Er knapte iets in mij”, vertelde hij. “En vanaf dat moment deed het mij niets meer om te doden.” Die documentaire van toen kan ik helaas niet terugvinden, maar er zijn talloze die over de psychologie van oorlogvoering gaan.
Getraumatiseerd
Met de tijd begreep ik dat al die jonge Amerikaanse soldaten hierdoor enorm getraumatiseerd waren. Dat ze drugs gebruikten om maar niets te hoeven voelen. Wat heel begrijpelijk is. Ze werden niet bepaald met open armen ontvangen bij thuiskomst door hun eigen regering als ze bijvoorbeeld invalide of getraumatiseerd geraakt waren. Op hulp hoefden ze niet te rekenen. Ze werden zelfs ontslagen vanwege hun invaliditeit.
Maar ook de Amerikaanse samenleving keerde hen de rug toe. Toen zij in Viëtnam vochten, waren er enorme protesten op gang gekomen tegen de oorlog. Zij moesten zich bij thuiskomst verdedigen terwijl ze in hun eigen ogen ‘voor volk en vaderland’ tegen het grote gevaar van het communisme hadden gestreden. Ze voelden zich bedrogen en miskend.
Oorlog om economische of strategische redenen
Oorlogen worden meestal niet gevoerd en wreedheden worden niet begaan om het volk te beschermen of om een ander volk te redden uit de klauwen van een onrechtvaardige dictator of van een extremistische groepering. Dat is slechts de misleiding die nodig is om soldaten klaar te stomen om een smerige oorlog voor je te gaan vechten. De werkelijke reden is doorgaans een economische of strategische reden, zoals olieopbrengsten of gebiedsuitbreiding omwille van de macht.
De les van soera al Boeroedj
Maar om terug te komen bij de gelovigen die vervolgd werden; is het niet onvoorstelbaar dat je wordt vermoord omdat je in God gelooft? Wat kunnen we leren van soera al Boeroedj?
Soera al Boeroedj (hoofdstuk de sterrenstelsels) werd geopenbaard in Mekka toen de vervolging van moslims een hoogtepunt kende. Voor de vroege moslims van Mekka was het leven rampzalig, met name in de beginperiode van de islam. Ze hadden te maken met martelingen en kwellingen door de ongelovige Arabieren die hen dwongen hun geloof de rug toe te keren. Sommigen van hen waren zwak en gaven toe, anderen bleven overeind.
Waarschuwing voor de ongelovigen
Enerzijds waarschuwt de soera de ongelovigen voor de slechte gevolgen van de vervolgingen die ze begingen op de bekeerlingen van de islam. De ongelovige leiders van Mekka ten tijde van de Profeet ﷺ worden aan de mensen van de kuil herinnerd. Hun vervolgers verdienden namelijk Allah’s vloek en bestraffing. En dat zou dus ook hun lot worden als ze niet op zouden houden. Zij krijgen hun bestraffing voor de misdaden die zij begaan hebben. Dat kan misschien in deze wereld al zijn, maar Allah kan dit ook uitstellen tot het Hiernamaals.
Troost voor de gelovigen
Anderzijds is de soera bedoeld om de gelovigen een hart onder de riem te steken in moeilijke tijden en om hen aan te moedigen tot volharding. Als je sterk en standvastig blijft, zul je daar rijkelijk voor beloond worden, en je zult uiteindelijk het Paradijs bereiken.
Indrukwekkende overlevering
Er zijn verschillende overleveringen (ahadith) die over gebeurtenissen gaan waarbij gelovigen in vuurkuilen geworpen werden. Laten we even kijken naar één van de gebeurtenissen die in de overleveringen genoemd wordt. Het is een indrukwekkend, waargebeurd verhaal over een koning, een (hof)tovenaar, een jongeman en een monnik. Een verhaal, dat zeer tot de verbeelding spreekt.
Sohaib Allah is tevreden met hem overleverde dat de Profeet Mohammed ﷺ het volgende vertelde:
“Voor jullie, leefde er een koning die een (hof)tovenaar had. Toen hij ouder werd, zei hij tegen de koning: “Ik ben oud geworden; stuur me een jongeman, zodat ik hem magie kan leren.” Daarop zond hij hem een jongeman zodat hij hem kon opleiden.
De monnik
Hij was onderweg (naar de tovenaar) totdat hij langs een monnik kwam en bij hem ging zitten. Hij luisterde naar zijn woorden en was onder de indruk. Als hij naar de tovenaar ging, ging hij langs de monnik en bleef hij bij hem zitten. Wanneer hij (laat) aankwam bij de tovenaar, sloeg hij hem. Hij klaagde hierover bij de monnik en die zei: “Wanneer je bang bent van de tovenaar, zeg dan: “Mijn familieleden hebben mij opgehouden.” En wanneer je bang bent van je familie, zeg dan: “De tovenaar heeft mij opgehouden.”
Zo ging hij door totdat hij een enorm beest tegenkwam die (de weg voor) de mensen blokkeerde. Hij zei: “Vandaag zal ik te weten komen of de tovenaar beter is of de monnik.” Hij raapte een steen op en zei: “O Allah, als de zaak van de monnik geliefder is bij U dan de zaak van de tovenaar; dood dan dit beest, zodat de mensen weer kunnen voortgaan.” Hij gooide de steen, het doodde het (beest) en de mensen konden weer voortgaan.
Hij ging naar de monnik en vertelde hem erover, waarop de monnik tegen hem zei: “Mijn zoon, vandaag ben jij beter dan ik. Ik zie dat jouw zaak tot op een bepaald niveau is gekomen. Je zult berecht worden. En als je berecht wordt, verwijs dan niet naar mij.
“Ik genees niemand. Het is Allah die geneest”
De jongeman genas in Gods naam de blinden en de melaatsen en behandelde de mensen met andere ziekten. Een metgezel van de koning die blind was geworden, hoorde dit. Hij ging naar hem toe met vele cadeaus en zei: “Dit hier zal allemaal van jou zijn als je mij geneest.” Hij zei: “Ik genees niemand. Het is Allah die geneest. Al jij in Allah gelooft, zal ik het aan Allah vragen en zal Hij jou genezen.” Hij geloofde in Allah en Allah genas hem.
De metgezel ging naar de koning en zat naast hem, zoals hij dat gewoonlijk deed. De koning vroeg hem: “Wie heeft jouw gezichtsvermogen hersteld?” Hij zei: “Mijn Heer.” Hij vroeg: “Heb jij een andere heer dan ik?” Hij zei: “Mijn Heer en uw Heer is Allah.” De koning greep hem vast en martelde hem totdat hij vertelde over de jongeman. De jongeman werd gedagvaard en de koning zei tegen hem: “O zoon, je bent zo goed geworden in jouw magie dat je blinden en melaatsen geneest en dit en dat doet.” Daarop zei hij: “Ik genees niemand. Het is Allah die geneest.”
“Stap af van je geloof!”
Hij greep hem vast en martelde hem totdat hij over de monnik vertelde. De monnik werd gedagvaard en het volgende werd gezegd tegen hem: “Stap af van je geloof.” Hij weigerde dit te doen. Hij beval om een zaag (te laten brengen) en plaatste het op de scheiding van zijn hoofd(haar). Vervolgens zaagde hij totdat beide helften (van zijn hoofd) vielen. Daarna werd de metgezel van de koning gebracht en er werd het volgende gezegd tegen hem: “Stap af van je geloof.” Hij weigerde dit, waardoor hij de zaag op de scheiding van zijn hoofd(haar) plaatste en het (zijn hoofd) doormidden kliefde totdat beide helften vielen.
Vervolgens werd de jongeman gebracht en er werd het volgende tegen hem gezegd: “Stap af van je geloof.” Hij weigerde dit, waardoor hij (de koning) hem overdroeg aan een van zijn metgezellen. Hij zei: “Breng hem naar berg zus en zo en beklim samen met hem de berg. Wanneer jullie de top bereiken en hij zijn geloof niet de rug toekeert, gooi hem dan (van de berg af).”
“O Allah, red mij!”
Ze namen hem mee en beklommen samen met hem de berg, waarop hij zei: “O Allah, red me van hen zoals U het wilt.” De berg begon te schudden en ze vielen naar beneden. Hij (de jongen) ging naar de koning toe. De koning vroeg hem: “Wat hebben jouw metgezellen gedaan?” Hij zei: “Allah heeft me van hen gered.”
Hij gaf hem opnieuw over aan een van zijn metgezellen en zei: “Neem hem mee in een bootje, totdat jullie het midden van de zee bereiken. Als hij geen afstand neemt van zijn religie, gooi hem dan (in het water). Ze namen hem mee en hij zei: “O Allah red me van hen zoals U het wilt.” De boot kantelde om en ze verdronken. Hij ging naar de koning en de koning vroeg hem: “Wat hebben jouw metgezellen gedaan?” Hij antwoordde: “Allah heeft me van hen gered.”
In de naam van Allah
Vervolgens zei hij zei tegen de koning: “Je kan me niet vermoorden totdat je doet wat ik je ga bevelen.” Hij vroeg: “Wat is dat dan?” Hij zei: “Je moet mensen verzamelen op één vlakte en mij aan een boomstam vastbinden. Neem daarna een pijl uit mijn pijlkoker. Plaats de pijl in het midden van de boog en zeg: “In de naam van Allah, de Heer van de jongeman.” Dan schiet je het naar mij en als je dat doet, heb je mij vermoord.”
Hij verzamelde de mensen op één vlakte en bond hem (de jongeman) vast aan een boomstam. Daarna nam hij een pijl uit zijn pijlkoker, plaatste de pijl in het midden van de boog en zei: “In de naam van Allah, de Heer van de jongeman.” Hij schoot hem af en de pijl kwam in zijn slaap terecht. Hij (de jongen) plaatste zijn hand op zijn slaap, op de plek van de pijl, en hij stierf.
De mensen zeiden: “Wij geloven in de Heer van de jongeman, wij geloven in de Heer van de jongeman, wij geloven in de Heer van de jongeman.” De koning werd toen benaderd en men zei het volgende tegen hem: “Zie je wat je probeerde te vermijden? Bij Allah, dat wat je probeerde te vermijden, is gebeurd. De mensen geloven (in Allah).”
Grote kuilen
Daardoor beval hij om grote kuilen (oechdoed) te graven in de openingen van de wegen (afwah al-sikak). De kuilen werden gegraven en het vuur werd aangestoken. Hij zei: “Wie zich niet afwendt van zijn geloof, wordt erin gegooid.” Of er werd tegen hen gezegd: “Spring erin!” Dat deden ze, totdat er een vrouw met haar kind kwam. Ze twijfelde om erin te springen, waarop haar zoontje tegen haar zei: “O moeder, verdraag (deze beproeving), want je doet het juiste.” (Moeslim)
Ze verloren de moed niet
In de kuil werden mensen dus levend verbrand. Alleen maar omdat ze geloofden in één God. Maar ondanks dat ze bedreigd werden met verbranding, verloren ze de moed niet en bleven ze trouw aan hun geloof.
Kun je je dat voorstellen, dat je er uit vrije wil voor kiest om in de kuil geworpen te worden om verbrand te worden? Je hoeft alleen maar te liegen dat je niet gelooft, een leugentje om jezelf te redden. Maar zij waren zo sterk en moedig dat ze hun geloof niet wilden verloochenen. Dit leert ons dat wij, ook al moeten we om het even welke vervolging ondergaan, nooit ons geloof moeten opgeven. Waarbij ik wil opmerken dat Allah vol mededogen is naar degenen die gelovig zijn, maar toch ook zwakke momenten kennen.
Voordat het vuur hen raakte…
Sommige geleerden die de soera bestudeerd hebben, zeggen, dat Allah het leven van de gelovigen al genomen had voordat ze in het vuur geworpen werden of erin sprongen, voordat het vuur hen raakte. Als dat niet wonderbaarlijk is! Als beloning voor jouw standvastigheid en sterk geloof in Allah, neemt Allah, de Barmhartige, jouw leven, nog voordat het vuur je raakt. Zodat je dus helemaal geen pijn ervaart. Soebhan Allah, Glorie aan Allah!
Soera al Boeroedj biedt hoop en troost
Naast het verhaal van de mensen van de kuil, gaat soera al Boeroedj ook over de vroegere generaties. Zoals over Firaun (de farao), het volk van Thamoed en andere arrogante volkeren die veel macht hadden, waarbij de macht van de heidenen van Mekka in het niet verdween. Uiteindelijk zijn zij – tezamen met alles wat zij bezaten – vernietigd alsof alles wat zij hadden opgebouwd niets maar dan ook niets voorstelde. Deze boodschap bood de gelovigen en hun Profeet ﷺ hoop en troost.
Kort samengevat leert soera al Boeroedj je om een sterk doorzettingsvermogen te hebben en om geduldig te zijn. In allerlei situaties. Kom op voor de waarheid, ook als je onderdrukt of onder druk gezet wordt. Als je vasthoudt aan je geloof, zal je zeker overwinnen van de kwade en vijandelijke invloeden waar je mee te maken kan krijgen. Vanuit welke hoek ze ook komen. Stel je vertrouwen altijd in Allah, de Heer der werelden.