“Er is geen ‘adwaa (besmettelijke ziekte) en er is geen tiyara (slecht voorteken)…” (Al Boechari, nr. 5757) Dit is één van de belangrijkste uitspraken van de Profeet Mohammed ﷺ over besmetting en besmettelijke ziekten. Hoe zit het dan met Covid-19?
We zijn er ons in deze tijd niet echt van bewust, maar eeuwenlang zijn deze overlevering en andere een discussie geweest onder verschillende islamitische geleerden. De vraag is: bestaat besmetting? Deze discussie is er vooral omdat er meerdere versies bestaan van deze overlevering. Die lijken elkaar tegen te spreken. En omdat er ook andere overleveringen zijn die bovenstaande overlevering tegen lijken te spreken, ontstaat er ruimte voor verschillende interpretaties.
We zouden de overleveringen over besmetting onder een laag stof vandaan mogen halen en de standpunten van de geleerden opnieuw tegen het licht kunnen houden. Bestaan besmettelijke ziekten nu wel of niet? En strookt de huidige medische kennis over besmetting met wat de islamitische schriftgeleerden erover geschreven en gezegd hebben?
Geen verdeeldheid
Ik was verrast door de uitspraak “Er is geen besmettelijke ziekte”. Na twee jaar verbazing en verwondering over de wereldwijde crisis naar aanleiding van het coronavirus, ben ik op onderzoek uitgegaan naar wat de Profeet Mohammed ﷺ over besmettelijke ziekten heeft gezegd. Ik ontdekte dat, ondanks de onenigheid, er nooit verdeeldheid is geweest onder de geleerden. En ik zie in dat de verdeeldheid in deze tijd slechts voortkomt uit onwetendheid en apathie.
Ondanks de onderlinge meningsverschillen over besmetting, is één ding in elk geval klip en klaar: er is geen geleerde uit het verleden of het heden die de authenticiteit van deze uitspraak van de Profeet ﷺ over besmetting in twijfel trekt.
Overlevering onder de loep
Allereerst neem ik de betreffende overlevering (in verschillende versies) onder de loep. Hij is overgeleverd door meerdere metgezellen waaronder Aboe Hoeraira, Ibn Abbas en Anas bin Malik. die verklaarden dat de Boodschapper van God ﷺ heeft gezegd:
“Er is geen ‘adwaa (besmettelijke ziekte), geen tiyara (vogelschouw), geen haama (zielenvogel) en geen safar (slang in de buik). (Al-Boechari, al-Sahih, 5757)
Betekenis Arabische termen
De verschillende Arabische termen betekenen het volgende: ’adwaa wordt vertaald met besmettelijke (infectie)ziekte. Tiyara kunnen we vertalen met slecht voorteken door middel van vogelschouw. In de pre-islamitische tijd van onwetendheid, de djaahiliyyah, voorspelde men de toekomst aan de hand van het gedrag van vogels. Haama stamt eveneens uit de tijd van onwetendheid, waarbij men dacht dat een uil als zielenvogel boven het graf van een vermoorde persoon zou cirkelen met diens ziel en dat de uil zou krijsen om bloed, totdat de familie bloedwraak zou hebben genomen. (Soenan Aboe Dawoed 3, hoofdstuk 30, hadith 3915)
Over Safar wordt gezegd dat het een slang of worm in de buik betrof die zou bijten en daardoor honger en besmettelijke huidziekten zou veroorzaken. Er is ook een andere verklaring, namelijk dat men geloofde dat hen na de maand Moeharram onheil te wachten stond. Hierdoor zouden de Arabieren de maand Moeharram verlengen en de maand Safar en daarmee het onheil proberen te omzeilen (voetnoot van Abdul Hamid Siddiqui in de Engelse vertaling van Sahih Moeslim).
Dan is er ook nog de uitleg dat de maand Safar was bestempeld als oorlogsmaand en dat ze zich hier het ene jaar wel aan hielden en het volgende jaar niet. (Sunan Aboe Dawoed 3, hoofdstuk 30, 3914)
Bijgeloof
Er zijn meerdere versies van de betreffende overlevering waarin duidelijk steeds één of meerdere vormen van bijgeloof van afgodendienaren voorkomen. Zo lezen we in de volgende overlevering, eveneens overgeleverd door Aboe Hoeraira en anderen:
De Boodschapper van Allah ﷺ zei: “Er is geen ‘adwaa, er is geen safar en er is geen haama.” Toen stond er een bedoeïen op die vroeg: “Hoe zit het dan met kamelen, die er in het zand zo prachtig bijstaan als herten, maar als daar een schurftig dier bij komt staan, krijgen zij ook schurft” Toen zei de Profeet ﷺ: “En wie heeft dan de eerste besmet?” (Al Boechari, 5717)
De boodschap van deze overleveringen lijkt duidelijk te zijn. Geloven in besmettelijkheid is bijgeloof en het stamt uit de tijd van onwetendheid. Waarom zou de Profeet ﷺ het anders plaatsen in het rijtje van bijgeloof uit de tijd van onwetendheid?
Bestaan besmettelijke ziekten toch?
Zo simpel is het helaas niet, want er bestaan ook andere versies van de betreffende overlevering, zoals de twee volgende (ook van Aboe Hoeraira), waaruit zou blijken dat besmetting wel bestaat:
“Er is geen besmetting, geen vogelschouw, geen zielenvogel en geen slang in de buik. Maar voor een melaatse moet je wegvluchten als voor een leeuw!” (Al Boechari, nr. 5707)
“Er is geen besmetting, geen zielenvogel, geen slang in de buik. Maar de eigenaar van zieke kamelen moet niet halt houden op dezelfde plek als de eigenaar van gezonde. Maar de eigenaar van gezonde kamelen mag stoppen waar hij wil.” Ze vroegen: “Boodschapper van Allah, waarom is dat?” God’s Boodschapper ﷺ zei: “Omdat het schadelijk is.” (Moewatta Malik, boek 50, 1731)
Schijnbare tegenstrijdigheid
Dan blijft voor ons de vraag: hoe zit het nu met besmetting? Besmettelijke ziekten bestaan niet, maar melaatsheid oftewel lepra is wel besmettelijk en schadelijk, dus kom niet in de buurt van lepralijders? En waarom mag een zieke kameel niet naar een plek gebracht worden waar gezonde kamelen zijn, maar andersom wel? Er lijkt een tegenstrijdigheid in te zitten.
Een andere hadith (overlevering) lijkt het idee dat je op moet passen voor lepralijders te bevestigen. Zo zat er in de delegatie van Thaqif een melaatse (red. om door middel van een handdruk zijn eed van trouw af te leggen). De Profeet ﷺ liet hem weten: “Wij hebben jouw eed aanvaard. Je mag gaan.” (Sahih Moeslim, 2231)
Ook heeft de Boodschapper ﷺ volgens Hoesain gezegd, die het van zijn vader had gehoord: “Kijk niet voortdurend naar melaatsen. En als je met ze spreekt, laat er dan de afstand van een speer tussen zitten.” (Moesnad Ahmad, nr. 581, da’ief d.w.z. zwak)
Maar niets is wat het lijkt. Er zijn namelijk ook overleveringen die hier korte metten mee maken. Volgens Jabir bin Abdoellah nam de Profeet ﷺ bij een maaltijd de hand van een melaatse en doopte die te samen met zijn eigen hand in de schotel. Hij zei: “Eet in hoop en vertrouwen op God!” (Soenan Aboe Dawoed, 3925; Jami’ Tirmidhi, 1817; Soenan Ibn Majah, 3452, da’ief d.w.z. zwak)
Tawhied – de goddelijke eenheid
In de verklaringen die de geleerden geven aangaande de overlevering “Er is geen besmetting…”, gaat het niet over wetenschappelijke details, medische kennis, de kiemtheorie en dergelijke. Het gaat simpelweg over het feit of besmettingen volgens de overleveringen wel of niet plaats kunnen vinden. Dit bij lichamelijk contact en omgang met anderen. En of dit te rijmen valt met de tawhied (de goddelijke eenheid).
…behalve als God dat wil
De meeste geleerden concluderen dat er geen besmetting plaatsvindt “behalve als God dat wil.” Zij zijn tot deze conclusie gekomen door de verschillende (versies van de) overleveringen te bestuderen. Zoals de langere versie die eindigt met: “Allah schiep elke ziel en gaf hem zijn levensduur, (het tijdstip en oorzaak van) de dood, zijn ziektes en zijn voorzieningen.” (Moesnad Ahmad, nr. 8343) Ook hebben zij in de praktijk waargenomen dat er ziekten rondwaarden zoals ta’oen (de plaag) waarbij veel doden vielen. Zij menen dat ze daarom besmetting niet kunnen ontkennen.
De plaag van Amwas
De plaag van Amwas (de builenpest) trof bijvoorbeeld Syrië in 639 zeven jaar na de dood van de Profeet Mohammed ﷺ. Hierbij vonden 25.000 soldaten en hun familieleden de dood. De ziekte verspreidde zich van Syrië naar Arabië toen de tweede kalief ‘Omar ibn al-Khaṭṭab (584-644 AD) net Syrië en Palestina veroverd had. De plaag vroeg van de moslims om een gedragscode t.a.v. een epidemie als deze.
De basis van deze code was al gelegd gedurende een eerdere kleine plaag in Syrië. Omar en een deel van zijn volgelingen waren op weg van Medina naar Syrië, toen hij Aboe Oebayda tegenkwam. Hij was de aanvoerder van de moslimlegers en een metgezel en vertelde hem dat er een plaag heerste in Syrië. Nadat hij zijn achterban om advies had gevraagd, besloot Omar terug te keren naar Medina. Aboe Oebayda ging tegen de beslissing in en zei dat de missie afbreken gelijk zou staan aan het wegvluchten voor Allah. Omar antwoordde dat hij slechts “van de wil van Allah vluchtte naar de wil van Allah”.
Ga er niet heen…
Deze anekdote, zoals het in Al Boechari staat beschreven, vormde aldus de basis voor de gedragscode die de moslimgemeenschap vervolgens zou handhaven bij een plaag. Deze eindigt met de overlevering van de Profeet Mohammed ﷺ: “Ta’oen is een bestraffing of beproeving die over een deel van de Kinderen Israëls werd gezonden, of over mensen die vóór jullie leefden. En er is iets van achtergebleven dat zo nu en dan de kop opsteekt. Als jullie horen dat in een gebied ta’oen heerst, ga daar dan niet heen. Maar als hij uitbreekt in een gebied waar jullie al zijn, ga er dan niet voor op de vlucht.” (Al-Boechari, nr. 6974)
Ziektekiemtheorie bestond nog niet
Wat we echter niet moeten vergeten is dat de meeste geleerden die zich hierover hebben uitgesproken, in een andere tijd leefden. Zij verstonden iets anders onder ‘besmetting’ dan wij vandaag de dag. Dit maakt Justin K. Stearns duidelijk in een artikel, dat opgenomen is in het boek ‘1001 Cures: Contributions in Medicine & Healthcare from Muslim Civilisation’:
“Wij zijn van kleins af aan blootgesteld aan allerlei indrukwekkende programma’s voor de volksgezondheid die de nadruk leggen op hygiëne en de ziektekiemtheorie. Maar de artsen toen werkten vanuit een humoraal raamwerk (gericht op de lichaamssappen) en spraken erover dat epidemische ziekten het gevolg waren van een slechte luchtkwaliteit. Deze lucht zou bij het inhaleren het individuele specifieke temperament van iemand aantasten.
Dit temperament was het gevolg van een unieke balans van de vier humores: zwarte gal, slijm, gele gal en bloed – en het verstoren van de balans zou kunnen resulteren in ziekte – of dood – als het initiële evenwicht niet hersteld zou worden. In dit model inbegrepen was de noodzaak voor de arts om ieders specifieke humorale compositie te begrijpen alvorens een behandeling te verrichten.” (uit het artikel “Plague and Contagion” van de hand van Justin K. Stearns, hoofdstuk 11, uit het boek “1001 Cures: Contributions in Medicine & Healthcare from Muslim Civilisation”, samengesteld door Peter Pormann, uitgegeven door de Foundation for Science, Technology and Civilisation, UK.)
Regels omtrent de plaag
Met andere woorden, de geleerden waren niet bekend met de ziektekiemtheorie zoals wij die vandaag de dag kennen. Die zegt namelijk dat besmettelijke ziekten ontstaan doordat we besmet worden door middel van bacteriën en virussen. Dit blijkt ook uit de woorden van Ibn al-Qayyim (1292- 1350) die een opsomming gemaakt heeft van regels betreffende een land dat getroffen is door een plaag:
- Allereerst het mijden van de zaken die schadelijk zijn en er afstand van nemen.
- Zorgen voor algemeen welzijn, wat het proviand is van dit leven en de volgende.
- Opdat de mensen de verziekte, verdorven en vervuilde lucht niet inademen en dan ziek worden.
- Contact vermijden met degenen die door de plaag getroffen zijn, zodat men niet getroffen wordt door dezelfde ziekte (met God’s wil).
- Zichzelf beschermen tegen het vervallen in slechte voortekens, bijgeloof en overtuiging dat de ziekte zichzelf verspreidt van mens naar mens.
Reguliere geneeskunde gebaseerd op ziektekiemtheorie
De ziektekiemtheorie werd ontdekt door de chemicus Louis Pasteur (1822-1895) en Robert Koch die voortbouwde op het werk van Pasteur. De theorie ontmoette in zijn tijd al kritiek en ook vandaag de dag zijn er wetenschappers die tot andere conclusies komen dan Pasteur. Wetenschappers spreken elkaar onderling ook tegen over hoe besmetting zou plaatsvinden. Dat neemt niet weg dat de huidige reguliere geneeskunde nog altijd volledig gebaseerd is op deze theorie.
Zelf vind ik het bijzonder dat er tegenwoordig ook wetenschappers zijn zoals sociaal geograaf Maurice de Hond die waarschuwen voor een slechte luchtkwaliteit in gebouwen en bij grote evenementen. In het begin van de crisis was er nagenoeg niemand die naar hem en zijn theorie over de rol van aerosolen luisterde. Intussen zijn er wel wetenschappers die zijn uitleg grotendeels bevestigen. En op basis daarvan zijn er scholen en bedrijven die tegenwoordig alsnog preventief apparaten laten installeren die zorgen voor ventilatie en luchtreiniging.
Wat zeggen de geleerden over besmettelijke ziekten?
We keren terug naar de overleveringen die elkaar lijken tegen te spreken en zo zijn er ook verschillende verklaringen die elkaar tegenspreken. Ik schrijf steeds ‘lijken’, want ondanks het feit dat de geleerden het niet in alles met elkaar eens zijn, zijn ze het wel eens over het volgende: het is bijgeloof om te denken dat een ziekte vanzelf of zich uit zichzelf verspreidt of dat ziekte voorspeld kan worden aan de hand van slechte voortekenen (in de natuur). Het is altijd een goddelijk besluit of iemand ziek wordt of niet en wat de aanleiding hiertoe is.
De meeste geleerden die zich hierover hebben uitgesproken, zijn al (eeuwen geleden) overleden. Desalniettemin is hun standpunt waardevol.
Ibn as-Salaah
Volgens hadith-specialist Ibn as-Salaah (1181-1245) blijkt uit de combinatie van de twee overleveringen, waarvan de één het bestaan van besmetting ontkent en de ander waaruit blijkt dat het wel bestaat, dat deze ziektes zich niet inherent aan en uit zichzelf verspreiden. Mensen worden niet ziek onafhankelijk van de wil van Allah. “Maar,” zo zegt hij, “God laat de omgang van de geïnfecteerde met een gezonde persoon de oorzaak zijn van de besmetting. Echter, laat het duidelijk zijn, dat het evengoed ook níet hoeft te gebeuren. Dat wil zeggen, dat de omgang niet tot besmetting hoeft te leiden. Het komt er steeds op neer dat het Allah is die beslist of iemand besmet wordt of niet.”
Imam an-Nawawi
Rechtsgeleerde en hadith-wetenschapper Imam an-Nawawi (1234-1277) is het daarmee eens. Wat de overlevering “Breng de gezonde niet in contact met de zieke” betreft, maande hij ons ertoe om die zaken te vermijden die ons zouden kunnen schaden in samenhang met de tussenkomst, Zijn Wil en Zijn beschikking. Hiermee ontdekte hij de besmetting op zichzelf, maar niet de schade die zou kunnen optreden door de beschikking en tussenkomst van Allah.
Er zijn anderen die zeggen dat de overlevering ‘Er is geen besmetting’ duidelijk is. Dat aangaande het verbod op omgang tussen een zieke en een gezond iemand, het niet gaat om besmetting, maar eerder om de schade die men op zou kunnen lopen door de stank, of de walging van de aanblik (van zieke kamelen) en van de lepralijder. Maar de correcte positie is wat de meerderheid van de geleerden zegt.”
Muhammad ibn ul-Uthaymeen
De fiqh-geleerde Muhammad ibn ul-Uthaymeen (1925-2001) gaat nog een stap verder. Volgens hem kan besmetting niet ontkend worden omdat het “aanwezig en reëel is.” De ontkenning van besmetting in de hadith zou niet gaan over het ontkennen van het bestaan van besmetting, maar om de ontkenning van hun onafhankelijke effect. “Degene die namelijk het effect veroorzaakt is Allah.” Besmetting vindt plaats en dat zou volgens hem ook blijken uit de uitspraak ‘Een zieke moet niet geplaatst worden bij een gezonde,’ … alsook uit de uitspraak ‘Vlucht weg van een melaatse zoals je zou vluchten voor een leeuw.’” (Selectie uit de uitleg van Kitab ut-Tawhid van sheikh ibn ul-Uthaymeen V1 p 562 – 566).
Abdul-Muhsin al-Abbad
Eén van de weinige geleerden die zich heeft uitgesproken in deze tijd is hadithwetenschapper Abdul-Muhsin al-Abbad (geb. 1953). Hij geeft aan, dat besmetting niet inherent aan (de ziekte) of uit zichzelf ontstaat, want dat is volgens hem een verkeerde conclusie. Maar dat Allah de omgang tussen een zieke en gezonde tot oorzaak zou kunnen maken dat de ziekte overgedragen wordt, is volgens hem correct. “Soms is er contact en blijft transmissie van ziekte uit, waarbij de ziekte alleen de zieke treft en de gezonde veilig en vrij is van de ziekte. Het komt neer op de Wil van Allah; als God het wil zal de zieke besmettelijk zijn en als Hij dat niet wil, zal dat niet zo zijn.”
Hij pleit ervoor om voorzorgsmaatregelen te nemen naar aanleiding van het verhaal van Omar bin al-Khattab over de plaag (builenpest) en op basis van de andere overleveringen. “Wat ontkend wordt is dat de ziektes inherent aan en uit zichzelf effect zouden hebben. En wat bevestigd wordt is dat we voorzorgsmaatregelen moeten nemen en onszelf niet bloot moeten stellen aan zaken die ons zouden kunnen schaden.” (Lessen van de sheikh in al-Masjid an-Nabawī, Sunan Abī Dāwūd, hoofdstuk over Tiyara)
Al-Albani
Ook sheikh Muhammad Nasiruddin al-Albani (1914-1999) was van mening dat we de realiteit van besmetting niet kunnen ontkennen. “En als we weten dat iemand een ziekte heeft die besmettelijk is, is het beter voorzorgsmaatregelen te nemen.”
Hij is samen met anderen tot die conclusie gekomen vanwege de overlevering over de bedoeïen die vroeg: ‘U zegt dat besmetting niet bestaat?’. “Vele geleerden vandaag de dag (red. eind twintigste eeuw) begrijpen hieruit dat besmetting totaal niet bestaat. En niet alleen dat. Ze botsen met de op kennis gebaseerde ervaringen,” zo zegt al-Albani. Volgens hem is besmetting “een werkelijkheid die bevestigd is door de geneeskunde en door de islamitische wetgeving, maar die afgewezen wordt door degenen die geen weet hebben van de islamitische wetgeving. Dit zoals de bedoeïen, als hij afwijzend vraagt: ‘U zegt dat er geen besmetting is, maar we zien met onze eigen ogen 10 kamelen of 100 compleet gezonde kamelen als gazellen, en dan komt een geïnfecteerde in hun buurt en raken ze besmet! Dus wat bedoelt u met: er is geen besmetting?’’’
“Merk op,” zo zegt al-Albani, “dat de Profeet ﷺ de bedoeïen niet heeft tegengesproken of afgewezen, maar hij vestigde de aandacht, zoals het zijn bedoeling was, op de kwestie ‘En wie besmette dan de eerste?’ Waarmee hij bedoelde: wie infecteerde de eerste dan? Hoe ontstond de besmetting dan? Dat is natuurlijk door Allah, Degene die de eerste ziek maakte. Maar hiermee ontkent hij niet dat de eerste door de Wil van God de andere kamelen heeft besmet…En zo zien we in de realiteit dat gezonde mensen contact hebben met vele zieke mensen die besmettelijke ziekten hebben, maar die zelf niet besmet worden. Anderen raken wel besmet en er sterven zelfs zoals Allah dat gewild heeft.”
Niet overdrijven
Toch moeten we daar niet in overdrijven, zegt hij. “Ik ken vele artsen die geen handen willen schudden met mensen omdat ze bang zijn voor de infectieuze microben op hun handen … dit is slechts weswes (influisteringen, vermoedens). Het gevolg van de vermoedens zou kunnen zijn dat iemand elk contact verbreekt. En daarmee ook de menselijke interactie die er tussen mensen plaatsvindt. Maar we moeten ervan uitgaan dat iemand gezond en wel is (en geen achterdocht koesteren tegenover gezonde mensen). Het is evenwel toegestaan in de Islam om de omgang en het contact met een zieke man met een besmettelijke ziekte te vermijden. Dit betekent niet dat je geen vertrouwen hebt in Allah, aangezien vertrouwen in Allah niet inhoudt dat je geen middelen mag gebruiken.” (Silsilat al-Huda wan-Noor: 13/622
Ibn-al-Qayyim
Eén van de geleerden die bij mijn weten het meest uitgebreid op de overleveringen over besmettelijkheid is ingegaan is de hadithwetenschapper Ibn-al-Qayyim (1292- –1350). Zijn verklaring is niet alleen uitermate gedetailleerd, maar ook verbindend en in het licht van deze tijd, waarin massapsychologie zo’n grote rol speelt, ook zeer plausibel.
Hij geeft aan dat er geen twijfel bestaat over de authenticiteit van de overleveringen over lepra. Dat geldt voor zowel voor de overlevering “Vlucht weg voor een melaatse zoals je zou wegvluchten voor een leeuw” als wel voor de overlevering “En hij nam de hand van de melaatse en plaatste het in de schaal. Hij zei hierover: ‘Eet en plaats je hoop en vertrouwen op Allah.’ ” Dit terwijl anderen aangeven dat één of beide genoemde overleveringen zwak zijn.
Ibn ul-Qayyim geeft aan dat er geen tegenstrijdigheid is tussen de vertellingen. De invalshoek is volgens hem duidelijk voor wie het kan bevatten en voor de mensen met kennis. “De omgang met de lepralijder kan één van de oorzaken kan zijn van besmetting. Maar deze oorzaak wordt tegengehouden door andere oorzaken waardoor het (d.w.z. de transmissie) niet plaats hoeft te vinden. Eén van de sterkste oorzaken is het vertrouwen in Allah te stellen, want dit voorkomt dat het effect van de verafschuwde oorzaak plaatsvindt.”
Gebrek aan vertrouwen
Maar de geleerde begrijpt dat de moslims hier niet (altijd) toe in staat zijn. Ons vertrouwen op God is gebrekkig. En daarom zou de Profeet ﷺ ons hebben opgedragen om het contact ermee te vermijden, zodat we onszelf niet in de ellende zouden storten. “Echter, hijzelf (d.w.z. de Profeet ﷺ) doopte zijn hand en die van de melaatse (tegelijkertijd) in een schaal met eten. Deze daad is gebaseerd op het feit dat hij volledig op Allah rekende en vertrouwde, wat de beste oorzaak is om datgene waar men afkerig van is en wat gevaarlijk is af te wenden.”
Volgens Ibn ul-Qayyim deed hij dit om zijn gemeenschap te leren hoe ze de datgene waar ze afkerig van zijn af kunnen wenden door middel van wat een groter effect heeft. En om ze te informeren dat wat hen schaadt of baat zich in God’s handen bevindt. “Als hij Zijn dienaar wil schaden, dan zal Hij hem schaden en als Hij de schade van hem af wil wenden, zal Hij het van hem afwenden. Hij kan er zelfs voor zorgen, als Hij wil, dat het verafschuwde tot voordeel strekt. Of dat wat voordelig leek, schadelijk is.”
Slechte voortekens
De geleerde legt vervolgens uit dat hoop en vertrouwen op Allah stellen ervoor zorgt dat ziekte en schadelijke zaken van ons worden afgewend. Ook de gevolgen ervan worden tegengehouden. Dit zijn zaken waarin de Wijsheid van Allah een rol speelt. Het is volgens Ibn ul-Qayyim schadelijk als wij denken dat we ziek zijn doordat we besmet zijn. We moeten niet op zoek gaan naar een slecht voorteken om de ziekte te verklaren.
“Ruimte geven aan onheilstekens is een aanleiding om datgene dat men akelig vindt over zichzelf af te roepen. Als iemand bang is voor enge dingen die hem kunnen overkomen, is tawhied (geloven in de eenheid van God) één van de beste manieren om veiligheid te vinden. Daarom zal iemand die iets anders vreest dan Allah, getroffen worden vanwege de angst die hij voor datgene had. Als hij in plaats daarvan Allah gevreesd had, dan zou de afwezigheid van zijn angst en zijn vertrouwen op God de belangrijkste oorzaak zijn om ervan verlost te worden.”
Ziekte afwenden en voorkomen
Dan geeft hij ook nog voorbeelden van hoe je de ziekte af kunt wenden of voorkomen. Dat is door “te vertrouwen, smeken, liefdadigheid, dhikr (het gedenken van Allah), vergeving vragen, slaven bevrijden, familiebanden onderhouden en andere goede daden. En wat we moeten vermijden is het tegenovergestelde, namelijk “gebrek aan vertrouwen, nalatigheid bij het smeken enzovoort.”
Salih al-Fawzan
Volgens de nog levende geleerde Salih al-Fawzan (geb. 1933) begrepen de mensen in djahiliyyah (de tijd van de onwetendheid) niet dat ziekten zichzelf niet verspreiden. “ Zij geloofden dat je automatisch ziek zou worden als je in de buurt van een zieke kwam. En ze dachten niet dat het besluit daarover bij Allah lag en vertrouwden niet op Hem. Integendeel, zij overdreven in hun pessimisme en bijgeloof in onheilstekens. Zij geloofden dat ziekten automatisch en uit zichzelf besmettelijk zouden zijn en wat ze deden was lachwekkend…
Hij waarschuwt ons om niet in de buurt te komen van gevaarlijke plekken want dan help je jezelf de vernieling in, “behalve als er een zwaarwegend voordeel in zit… Het zal beoordeeld worden volgens de omstandigheden. En Allah, de Allerhoogste zegt:
“En geeft bijdragen op de Weg van Allah, en stort jullie niet door eigen toedoen in de ondergang, en doet goed. Voorwaar, Allah heeft de weldoeners lief.” (Koran, 2:195)
De sheikh heeft ook een advies gegeven aangaande het coronavirus. “Het is de plicht voor de moslims, specifiek voor de moslims en ook voor de wereld, om zich tot Allah, de Almachtige en Majesteitelijke te richten met hun gebeden. Hij is Degene die dit over ons gezonden heeft, en Hij is Degene die dat kan verwijderen, en die de moslims ertegen kan beschermen… Allah zegt:
“En wanneer Mijn dienaren jou (O Mohammed) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeekt. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste Leiding volgen.” (Koran, 2:186)
Er is geen besmetting
Dan zijn er nog enkele geleerden, die erbij blijven dat besmetting gewoonweg niet bestaat, zoals sheikh Muhammad Aman al-Jami (1930-1995) en sheikh Muqbil bin Hadi (1933-2001). De eerste geleerde geeft dat er twee verschillende standpunten zijn ten opzichte van de betreffende authentieke overleveringen.
Muhammad Aman al-Jami
“Er zijn twee stromingen. Het eerste standpunt is dat er geen automatische transmissie bestaat van de ziekte van de ene naar de andere. Er is geen overdracht van schurft van de ene kameel naar de andere overgaat zonder enige tussenkomst van Allah, de Sublieme, de Verhevene. Maar als men gelooft dat de omgang van de gezonde met de zieke of van de kameel met schurft met de gezonde kamelen ertoe kan leiden dat iemand getroffen wordt door een ziekte, of met dezelfde ziekte als de zieke kameel,… dan kan deze overtuiging geen kwaad. Vandaar dat hij (de Profeet) het bevel gaf te vluchten voor een melaatse alsof men voor een leeuw vlucht. Dit is de mening van een deel van de geleerden.
Maar imam al-Hafidh ibn Hadjr al-Asqalani (773 H Egypte) houdt er een ander standpunt op na. Hij zegt namelijk: “De oorsprong is: ‘Er is geen besmetting, er is geen onheilsteken’. Een ziekte wordt niet overgedragen op een ander. De Profeet ﷺ heeft bevolen om te vluchten voor een melaatse zodat de zwakte in het geloof niet wordt aangewakkerd. Dit vanwege het feit dat hij ziek wordt met de wil van Allah waardoor hij denkt dat de ziekte overgedragen is door de melaatse aan hem. Hiermee vervalt hij tot datgene dat juist verboden is (namelijk dat hij gelooft in besmetting).
Om niet tegen dit verbod in te gaan, verbood hij (de Profeet ﷺ) de omgang van de gezonde persoon met de zieke en van de schurftige kameel met de gezonde. Of ook het binnengaan in een land waar een plaag heerst. Dit zodat de zwakte van het geloof niet geraakt wordt door deze overtuiging, want dat is shirk.
Waar mijn ziel berusting in vindt…
De mening waar mijn ziel berusting in vindt, is die van imam al-Hafidh ibn Hadjr,” zegt al-Jami. “En mocht het anders in elkaar zitten, dan is dat geen probleem. Er is bewijs dat de Profeet ﷺ niet weg vluchtte. Hij heeft de hand van een melaatse in een schaal gedoopt en hij heeft samen met hem gegeten. En menig van de vrome voorgangers had direct contact met de zieken. Wij waren getuige van de realiteit dat sommige mensen de lepralijders wasten met hun handen na hun dood. Dat zou hen dan ziek moeten maken aangezien de ander ziek was. Maar hij bereidde hem voor en waste hem. Wij kennen dit soort mensen en hebben ervaren dat ze na tien jaar nog steeds blaken van gezondheid. In elk geval is het verbod om niet om te gaan met een zieke, zoals imam al-Hafidh ibn Hadjr zei, bedoeld om de zwakte van het geloof te voorkomen… En dit standpunt is makkelijker om te begrijpen dan het andere standpunt. (geluidsopname van de sheikh)
Muqbil bin Hadi al-Wadi’i
Ook sheikh Muqbil bin Hadi al-Wadi’i (1933-2001) was die mening toegedaan: “Het is mij duidelijk dat er geen besmetting bestaat vanwege de uitspraak van de Profeet ﷺ ‘En wie besmette de eerste?’ dat als bewijs dient. Wat degene aangaat die zegt dat het onmogelijk is dat er geen besmetting plaatsvindt (met andere woorden het vindt wel plaats), vanwege de realiteit dat het gebeurd is en geïdentificeerd is door middel van (medische) ontdekkingen, dan is hij voorgegaan door de metgezellen en degenen na hen. Er rust geen bezwaar op diegene, behalve dat hij zich eraan houdt dat dit gebeurt met de Wil van God. In dat geval zal hem niets verweten worden.
Zelf geloof ik echter dat er geen effect van besmetting plaatsvindt aangezien de Profeet ﷺ het ontkende met: ‘En wie besmette de eerste?’ En Allah weet het het beste.” (geluidsopname van de sheikh)
Saleh al Luhaidan
De in januari 2022 overleden sheikh Saleh Al Luhaidan (1932-2022) van het Permanente Comité van Onderzoek en Fataawa (ook bekend als de Raad van Grote Geleerden) en voorzitter van het Hooggerechtshof in Saoedi-Arabië heeft tot slot gezegd: “De uitspraak van de Profeet ﷺ “vlucht voor een melaatse alsof je vlucht voor een leeuw” gaat erover dat als je bang bent dat je getroffen wordt en dat je besmet wordt, dat je dan niet in de buurt van de persoon in kwestie gaat zitten. Wat de Profeet ﷺ zelf betreft, hij raakte de lepralijder aan en vertrouwde op Allah.
Je moet er van zeker van zijn, dat wat Allah geschreven heeft, onvermijdelijk zal gebeuren. Ook al ben je voorzichtig en ook al heb je goed opgelet. Ervan uitgaande dat er een ziekte rondwaart in een land en iemand zegt: “Ik vrees dat ik besmet word als ik met de mensen omga,” dan zal hij alsnog door de ziekte getroffen worden als Allah dat wil. Of hij nu wel of niet in het gezelschap van die mensen verkeert… Dit alles is om het geloof van de mensen te beschermen. Als iemand twijfelt, zegt de Profeet ﷺ : “Blijf uit de buurt van de problemen en je zult veilig zijn.” (geluidsopname van de sheikh)
Geen fatwa over besmetting of vaccinaties
De Raad van Grote Geleerden, waarin al-Luhaidan zitting had, heeft zichzelf verder niet uitgelaten over de coronacrisis, behalve dan dat de geleerden in het begin van de epidemie in 2020 met elkaar hadden bepaald dat het beter was om thuis te bidden. Maar ze waren verdeeld over wat er in deze tijd moet worden toegestaan en wat niet en hoe we ons moeten gedragen als moslims m.b.t. besmetting en vaccinaties. Waar ze het wel over eens zijn is dat niemand in deze tijd een individuele fatwa kan en mag geven over wat er nu gaande is.
Tot zover de discussie. Zelf zie ik dat de wijze hoe de geleerden hierover met elkaar discussieerden, elkaar in hun waarde latend, ons in deze tijd kan helpen het gesprek aan te gaan met de andersdenkende. Hoe kun je boos worden op iemand die niet bang is voor besmetting omdat hij vertrouwt op Allah? Of hoe zou je boos kunnen worden op iemand die afstand wil bewaren, omdat hij of zij bang is om ziek te worden of dood te gaan, terwijl de Profeet ﷺ er begrip voor had? We hoeven het niet over alles eens te zijn, maar de verdeeldheid, die er is ontstaan binnen families, is niet nodig. We kunnen begrip tonen voor elkaar net zoals de geleerden uit het verleden dat gedaan hebben.
Getroffen worden door wat je vreest
Ik sluit af met de woorden van Ibn ul-Qayyim die zei: “Een gelovige zou slechts Allah moeten vrezen, omdat de angst voor wat kleiner is dan Allah ertoe leidt dat juist waar hij bang voor is hem overkomt waardoor hij denkt dat dit de oorzaak was. Dit toont aan dat angst, onrust, zorgen en dergelijke er de oorzaak van kunnen zijn dat een dienaar getroffen wordt door juist datgene dat hij vreesde.”
We kunnen als moslim ziekten voorkomen en genezing bevorderen door ons vertrouwen volledig op Allah te stellen. Ben jij er klaar voor om jouw lot te accepteren, om de realiteit van wat jou overkomt als individu of samenleving te accepteren? En dat zonder dat je misnoegd, bang, onzeker of boos bent?
Bronnen: Sahih al-Boechari, Sahih Muslim, Ibn Majah, Musnad Ahmad, ‘1001 cures’, icraa.org, internet archive projects, sunnah.com/, ghurabalbayn.wordpress.com. Hoofdafbeelding: pixabay