Als je in de spiegel kijkt, zie jij niet jezelf. Je ziet een reflectie van jezelf. En dat is nog niet alles. Je ziet een reflectie van je lichaam. Maar wie of wat ben jij in wezen? En wat is de relatie tussen je lichaam en ziel? Nora gaat in de serie De reis van de ziel op zoek naar wat de Islam over de ziel zegt. Dit is het eerste deel: wat ís nu eigenlijk je ziel?
En zij vragen jou over de ziel. Zeg: “De ziel behoort tot de zaken van mijn Heer. En de kennis erover wordt jullie niet gegeven, behalve een weinig.” (Koran 17:85)
Dit vers werd geopenbaard aan de Profeet Mohammed ﷺ toen enkele joden hem vroegen naar de ziel. Hij bleef in eerste instantie stil en gaf niet direct antwoord. De metgezel die hier getuige van was, zei: “Ik wist dat hij een openbaring ontving, daarom bleef ik waar ik was.” Toen de openbaring compleet was, reciteerde de Profeet het vers. (Boechari)
“De ziel is de kracht die leven geeft”
We moeten het als mens doen met de informatie die we hebben en dat is, zo blijkt uit de Koran, maar weinig. De meeste kennis is ‘bij Allah’ en dus verborgen voor de mens. Wat we weten, komt uit de bronnen van de Islam, de Koran en de overleveringen. De voormalige groot-mufti van de Al Azhar Universiteit, sheikh Mahmoud Shaltout, heeft er de volgende fatwa over uitgevaardigd:
“De ziel is de kracht die leven geeft aan (levende) wezens – planten, dieren en mensen. Er bestaan geen exacte teksten die de aard van de ziel beschrijven. Het is, boven alles, een universeel feit dat aan de mens wordt overgelaten om te onderzoeken. Niettemin zijn de mensen op de hoogte gesteld, dat zij met hun beperkte kennis, nooit in staat zullen zijn om al zijn geheimen te ontrafelen.”
Nafs en roeh
Er worden in de islamitische literatuur twee termen door elkaar gebruikt voor de ziel, namelijk nafs en roeh. De meerderheid van de islamitische soennitische geleerden is het erover eens dat deze termen in principe verwisselbaar zijn. Dit zou ook blijken uit meerdere overleveringen. Toch zijn er ook grote en duidelijke verschillen. Volgens de geleerde As-Suhaili is de roeh iets lichts en zachts, zoals lucht dat door het lichaam stroomt en zoals water door de nerven van een boom.
Hij verklaarde dat de roeh, die de engel in de foetus blaast, de nafs wordt zodra hij zich verenigt met het lichaam. Imam Al-Alusi voegt eraan toe dat de roeh voor het leven in het menselijke lichaam zorgt zolang het lichaam bestemd is om te leven.
De geleerden noemen ook nog een ander verschil. De nafs is het ego, het zelf, het lagere bewustzijn, de bron van de basisbehoeftes en basale emoties. Het wordt gezien als iets negatiefs, zwak of aards. Roeh daarentegen is de ziel of geest, de adem van God, en wordt als positief, sterk en hemels/goddelijk beschouwd.
Alle moslimfilosofen hebben zich met dit onderwerp bezig gehouden. De meest gedetailleerde en belangrijkste werken zijn van Al-Kindi, Al-Farabi, Ibn Sina en Ibn Rushd. Zij hebben zich bij het bestuderen van het onderwerp vooral gericht op wat de Griekse filosofen er over geschreven hebben. Ze beperken zich in hun werken met name tot de aardse ziel, de nafs.
De nafs bestaat uit vier delen
De term nafs hebben de filosofen onderverdeeld in vier delen: het vegetatieve (plantaardige) deel van het levende wezen, het dierlijke of zintuiglijke deel, het rationele deel en tot slot ook de drie delen bij elkaar, wat ze de menselijke ziel noemen. Eigenlijk is het onduidelijk over welke ziel, of over welk deel men het heeft, als men het over de ziel heeft. We kunnen het alleen uit de context afleiden of het over één van de delen gaat, of over de menselijke ziel in zijn totaliteit.
Al-Farabi schrijft dat, ondanks het feit dat de ziel uit verschillende delen bestaat, de delen samen toch een eenheid vormen omdat ze samenwerken aan een ultiem en hoger doel, namelijk: geluk. Waar de vegetatieve ziel een bepaalde functie heeft, dient hij ook de belangen van de dierlijke ziel, die hoger staat in rang. Zonder voeding, groei en voortplanting kunnen de dierlijke krachten immers hun functie niet uitvoeren. En zo staan de dierlijke krachten van bewegen en het zintuiglijk ervaren weer ten dienste van de hogere intellectuele krachten. De externe zintuigen van horen, zien, voelen, ruiken en proeven vertalen de materie als het ware naar de interne zintuigen, te weten geheugen, verbeeldingskracht, intuïtie, intellect en verstand.
Vrije wil
We weten dat de ziel bestaat, zo verklaren de filosofen, omdat we kunnen waarnemen en omdat we beschikken over een vrije wil. Onze hersenen nemen niet zelf waar. Er zit niets in het stuk vlees dat wij onze hersenen noemen, dat beelden, geluiden, smaken, geuren en aanrakingen kan waarnemen, of dat bewustzijn of gevoel kan vormen. Toch zijn we wel in staat om waar te nemen. Wie of wat zorgt daar dan voor? De ogen brengen beelden in de hersenen voort. Een beeld in de hersenen duidt op de nood van enige vorm van inwendig oog om te kunnen zien. Dit inwendige oog, deze waarnemer, is de ziel. Tot zover de filosofische complexiteit.
Er was er eens….
Er was er eens… een tijd dat wij als mens niet bestonden. Dat wij niet eens genoemd werden. Daarna schiep Allah de mens uit een gemengd vocht om ons te beproeven. Allah gaf ons vervolgens ons gehoor, gezichtsvermogen en ons verstand (zie Koran 76:1-2, 32:9). Maar toen Allah ons dan eenmaal had geschapen, besloot Hij dat we voor eeuwig zouden blijven bestaan. We worden geboren, we leven, we sterven en we zullen weer opstaan op de Dag des Oordeels.
Heeft alles wat geschapen is een ziel?
Alles wat Allah heeft geschapen verheerlijkt Hem. Dus ook dieren en planten, bergen, zeeën, stenen, planeten en sterren (zie Koran, 59:1) Dit doen ze op een eigen manier, die wij als mens niet herkennen. Kun je daaruit nu afleiden dat alles een ziel heeft? Dat is niet helemaal duidelijk. Het ligt er maar net aan over welke ziel je het hebt. Volgens de filosofen is er sprake van een plantaardig deel van de menselijke ziel. Ook Shaltout heeft het erover dat planten een ziel hebben, omdat de ziel nu eenmaal de kracht is die leven geeft en omdat planten verwelken.
Maar hoe zit het dan met de bergen en stenen? We weten in elk geval dat ze Allah aanbidden. Stenen hebben bijvoorbeeld zelfs meer taqwa (Godsontzag) dan sommige harten (zie Koran 2:74). En dat geldt ook voor de hemelen, de aarde en de bergen, zoals blijkt uit het volgende Koranvers.
Voorwaar, Wij hebben de amana (het vertrouwen, de verantwoordelijkheid) aan de hemelen en de aarde en de bergen aangeboden, maar zij weigerden deze te dragen en zij waren er bang voor, maar de mens nam deze op zich. Voorwaar, hij is onrechtvaardig en onwetend. (Koran 33:72)
De mens is van aarde gemaakt
De islamitische geleerde Abdullah Yusuf Ali legt dit vers als volgt uit: “Dat de mens de goddelijke eigenschappen – alhoewel op een laag niveau – van wil, verdraagzaamheid, liefde en genade op zich nam, bracht hem dichterbij Allah dan mogelijk was voor elk ander schepsel. Het maakte deel uit van Allah’s Wil en Plan, maar de mens had geen idee aan wat voor een enorme taak hij was begonnen….”
Aan de ene kant schonk Allah ons bijzondere vermogens, zoals gevoelens, bewustzijn, voorstellingsvermogen en een vrije wil. Aan de andere kant wordt in de Koran de nederige oorsprong van de mens benadrukt. De mens is zwak, want uit aarde geschapen (zie Koran 3: 59), samengesteld uit levenloze onbewuste substanties die gevonden worden in hun elementaire vormen op en in de aarde, zoals koolstof, calcium, natrium en enkele andere vergelijkbare elementen.
Wat is dan precies die amana, die heeft Allah ons toevertrouwd? Welke verantwoordelijkheid zit daar aan vast die wij niet konden overzien? Het gaat om het wel of niet naleven van de geboden en verboden van Allah en om de acceptatie van de voorwaarden die hiermee samengaan. Of, om dit juist niet te doen, om dus ongehoorzaam te zijn. Welke keus je ook maakt, daar zitten consequenties aan vast: als de mens zich verantwoordelijk gedraagt, wordt hij beloond en als hij ongehoorzaam is, wordt hij bestraft. Alleen de mensen die Allah om leiding en hulp vragen, zullen uiteindelijk de verantwoordelijkheid aankunnen.
De vijf stadia waarin de ziel verblijft
Wist je dat de ziel al bestond voordat hij wordt ingeblazen in de mens? De ziel wordt niet pas gemaakt op het moment van inblazen. Waar verbleef de ziel dan al die tijd? Er zijn vijf stadia of werelden bekend waar de ziel zich in zal bevinden op zijn reis:
- de zielenwereld: de wachtkamer waar alle zielen zijn
- de baarmoeder
- deze wereld
- de Barzakh: de wachtkamer waar je heen gaat na je dood tot aan de Dag des Oordeels
- het Hiernamaals
Toen Allah de zielen schiep, plaatste Hij ze in een de zielenwereld. We kunnen dit beschouwen als een soort wachtkamer. De ziel wacht daar totdat zijn tijd daar is. Alle zielen (de hele mensheid) werden in één keer tot bestaan gebracht en tegelijkertijd begiftigd met gezond verstand en in Zijn Aanwezigheid gebracht en gevraagd te getuigen dat Allah hun Heer is. De Profeet ﷺ heeft gezegd: “Allah verzamelde de gehele mensheid en rangschikte ze in verschillende groepen in overeenstemming met hun soorten of perioden en gaf hen menselijke vormen en bekwaamheid om te spreken. Vervolgens sloot Hij een verbond met hen (zie Koran 57:8) en liet hen getuigen toen Hij vroeg:
“Ben Ik niet jullie Heer?” Zij zeiden: “Jawel! Wij getuigen,” opdat jullie op de Dag der Opstanding niet zullen zeggen: “Waarlijk, wij hebben het niet geweten.” (Koran 7:172)
Deze hele passage is een verwijzing naar de fitra, de natuurlijke aanleg (in het onderbewustzijn). Iedereen heeft – ingebouwd in zijn hart – het geloof in één God, maar na de geboorte raken velen beïnvloed door bijvoorbeeld ouders, vrienden en de (school)omgeving en samenleving waarin opgroeit. Zo wordt het geloof bedekt door lusten en lasten. Zo worden onze harten ‘doof, stom en blind’, zoals Allah het in de Koran zegt (zie Koran 2:18).
Het is zelfs zo dat als je het goed met elkaar kunt vinden in dit wereldse leven, je ook al contact had in de zielenwereld. Dat blijkt uit een overlevering van Aicha, een van de vrouwen van de Profeet ﷺ. Zij zei dat hij heeft gezegd: “Zielen zijn samengebrachte troepen en degenen die het goed konden vinden met een ander (in de zielenwereld) zullen een affiniteit met elkaar hebben (in deze wereld) en degenen die niet met elkaar overweg konden zullen ook niet met elkaar overweg kunnen (in deze wereld).” (Boechari, Moeslim)
De ziel krijgt een lichaam toegewezen
Als de tijd is gekomen voor de ziel, wordt hem een lichaam toegewezen. Allah stuurt een engel die de taak krijgt de ziel in te blazen in een foetus. Dat proces wordt in de overleveringen als volgt omschreven:
“Waarlijk, de schepping van eenieder van jullie vindt plaats in de buik van zijn moeder. Dit zal gedurende veertig dagen in de vorm van een noetfa (levenskiem) zijn. Daarna is het net zo lang een alaqa (letterlijk: iets dat opgehangen is, doorgaans vertaald met bloedklomp). Vervolgens is het net zo lang een moedgha (een vleeskauwsel). Dan wordt er een engel naar hem gestuurd die in hem de ziel blaast en die belast is met de volgende vier zaken; het opschrijven van: zijn levensonderhoud, zijn sterfdag, zijn daden en of hij een ellendig of gelukkig persoon zal zijn…” (Boechari en Moeslim)
Er is dus geen enkel bewijs voor de hindoeïstische gedachte, die in allerlei cursussen als feit wordt gepresenteerd, dat de ziel bewust of onbewust zijn eigen ouders uitkiest en verantwoordelijk is voor die keuze.
Dan komt het moment dat de mens wordt geboren en trekt hij de wijde wereld in. Deze tijd waarin de mens beproefd zal worden, wordt de doenja genoemd, oftewel het wereldse leven. Maar de mens is uit drie delen opgebouwd door Allah: lichaam, ziel en geest.
De mens zal een evenwichtig en harmonieus mens zijn wanneer deze krachten evenredig ontwikkeld en gevoed worden in het leven. Alleen aandacht besteden aan één van deze drie elementen zal ten koste gaan van de twee andere elementen. Dit zal resulteren in ongewenst en mogelijk onfatsoenlijk gedrag, terwijl het juist de bedoeling is om een fatsoenlijk en deugdzaam leven te leiden.
Onze ziel wordt beproefd in de doenja. Dit leven is een proefperiode waarin we keuzes moeten maken waarover we verantwoording af moeten leggen op de Dag des Oordeels. Allah vergelijkt het wereldse leven met “spel en vermaak” (zie Koran 6:32) en maakt duidelijk dat het eeuwige leven in het Hiernamaals beter is. Bij de woorden spel en vermaak zou je misschien denken dat het leven niet serieus is, en dat het lang leve de lol is, maar dat is een misverstand. Allah bedoelt daarmee dat het wereldse leven in vergelijking met het Hiernamaals onbelangrijk en tijdelijk is, dus dat we ons er niet op blind moeten staren.
Wat heb jij voorbereid voor de Dag des Oordeels?
Ik sluit af door nogmaals te verwijzen naar het al eerder genoemde Koranvers
En zij vragen jou over de ziel. Zeg: “De ziel behoort tot de zaken van mijn Heer. En de kennis erover wordt jullie niet gegeven, behalve een weinig.” (Koran 17:85)
Allah maakt ons duidelijk dat wij maar weinig weten over de ziel. We zijn als moslim niet verplicht om te onderzoeken wat de aard van de ziel is. We zijn wel verplicht om te streven naar het goede en het slechte te vermijden. En om ons bezig te houden met wat nuttig is en onszelf niet te veel bezig houden met het nutteloze. In hoeverre hechten wij aan de wereld en in hoeverre verlangen wij naar Allah’s tevredenheid? Toen een man aan de Profeet ﷺ vroeg wanneer de Dag des Oordeels zou zijn, antwoordde hij: “Wat heb jij ertoe voorbereid?”
Wat doen wij, met andere woorden, om onze ziel te zuiveren? In deel II ga ik hier verder op in.
De dierenwereld? Vanuit kennis uit nacht is wordt er gezegd dat wanneer het lichaamngevormd is dat de ziel wordt ingeblazen. Sorry ik heb geen directe bron vermelding. Weten jullie dit?
Salaam alaikoem Nadja, Wat is je vraag precies?