Voor mij als kind was woensdag het hoogtepunt van de week, want dan gingen we naar de bibliotheek! Als vertaler en redacteur heb ik inmiddels van schrijven mijn beroep gemaakt. De fascinatie voor het schrijfproces is alleen maar groter geworden. Zeker nu ik zelf soms verbaasd toekijk hoe teksten als vanzelf uit mijn toetsenbord lijken te komen. Schrijvers schrijven gelukkig graag over schrijven. En hun bespiegelingen geven mooie inzichten: ook zéér bruikbaar voor niet-schrijvers.
1. Laat je niet afleiden en zet door als het tegenzit
Eigenlijk is het schrijven van een boek net als autorijden in de nacht. Je ziet niet verder dan je koplampen reiken, maar op die manier kun je wel de hele reis maken. Bijna geen enkele schrijver heeft een boek al helemaal voorgeprogrammeerd in zijn hoofd zitten. Van wijlen Roald Dahl (1916-1990) is bekend dat hij zich opsloot in zijn eigen schrijfhut in de tuin. “Na twee uur is je concentratie weg”, was zijn ervaring, “dus schrijf ik elke ochtend van tien tot twaalf. En ik heb mezelf verboden om weg te lopen. Ik ploeter gewoon door tot de tijd voorbij is. Zelfdiscipline is de basis als je in je eentje werkt. Niemand zet je aan het werk, er is niemand om je te ontslaan als je niet komt opdagen of een uitbrander te geven als je slecht werk aflevert.”
Biografe Annejet van Zijl (1962) kent dat ploeteren ook. Voor haar begint een boek altijd met soms eindeloos lijkende research. “Maar op een gegeven zie ik het boek letterlijk opdoemen en kan ik echt gaan schrijven. Het is fascinerend hoe allerlei verbanden opeens duidelijk worden. Het is alsof je met een potlood over een stukje papier gaat waar een muntstuk onder ligt.”
2. Luister, observeer en reconstrueer
Volgens haar zijn veel van de boeken die we lezen in feite een reconstructie. “Als je met terugwerkende kracht en afstand naar iets kijkt, is vaak wél duidelijk hoe dingen echt in elkaar zaten, en wat ze betekenden. Het leven op zich is natuurlijk al een tamelijk chaotische aangelegenheid en met mijn boeken heb ik het gevoel orde te kunnen aanbrengen” aldus de biografe.
“Engelsen zeggen het heel treffend en veelzeggend: ‘Truth is the daughter of time’, waarheid als dochter van de tijd.”
Eigenlijk moet je zo kunnen schrijven dat de lezer denkt dat de gedachten bij hem of haarzelf zijn opgekomen. Dat je de woorden van iedereen gebruikt als niemand anders.

Zelfdiscipline is de basis als je in je eentje werkt
3. Gebruik je fantasie om het leven aan te kunnen
Arthur Japin (1956) maakte van het ”zo nu en dan iemand anders zijn” zijn beroep. Hij hecht daarbij meer belang aan de fantasie dan aan de werkelijkheid. “Uit zelfbescherming. Als ik vroeger de werkelijkheid voor waar had aangenomen, had ik hier nu niet gezeten. Ik heb als kind geleerd dat fantasie lucht geeft aan de zwaarte van het bestaan. Voor mij is schrijven loslaten en wegdrijven op de golven van de fantasie. Lezen daarentegen is je hoofd erbij houden, je concentreren op de bedoelingen van de schrijver. ” Jan Wolkers (1928-2007) gaat nog een stapje verder en zegt dat je vaak meer fantasie nodig hebt om de werkelijkheid te beschrijven dan om een verhaal te bedenken. Hella Haasse (1918-2011), die ons in haar boeken meeneemt naar het leven in Nederlands-Indië, ziet de manier waarop zij haar personages creëert als een soort naar binnen gekeerd toneelspelen. “Toen ik als jong kind nog niet kon schrijven, speelde ik mijn bedenksels al. Ik moet ze op een of andere wijze eerst zelf zijn.”
4. Heb vertrouwen dat uiteindelijk alles duidelijk zal worden
Arthur Japin over de grote motor achter zijn werk: “Als ik ’s morgens begin te schrijven, word ik gedreven door een onbedwingbare nieuwsgierigheid. Ik wil verrast worden, me laten meeslepen door de loop van het verhaal. Voor mij is creativiteit onberedeneerd heel woeste keuzes durven maken. Niet over de gevolgen nadenken, maar rigoureus de knop omdraaien. Ik wil altijd alles uitproberen, geen enkele weg afsluiten.”
Virginia Woolf (1882-1941) ziet het creatieve proces meer als shock-therapie. Als haar iets overkwam dat ze niet snapte of als iemand haar irriteerde, móest ze op zoek naar het waarom. Als kind voelde tegenslag als een klap, toen ze ouder werd zag ze in dat er altijd een nieuw waardevol inzicht schuil gaat achter een frustrerende ervaring. In ‘Mrs. Dalloway’ beschrijft ze het grote voordeel van ouder worden:
“Eindelijk bereik je dat wat écht smaak geeft aan je bestaan. Het vermogen om ervaringen vast te grijpen, ze rustig naar het licht toe te draaien en er zo helder mogelijk naar te kunnen kijken.”
5. Inspiratie als iets ongrijpbaars?
Elizabeth Gilbert (1969) werd in 2006 compleet overweldigd door het onverwachte succes van haar eerste boek “Eat, Pray, Love”, dat in het Nederlands werd vertaald als “Eten, bidden, beminnen”. Hoe kun je dat ooit nog evenaren, vroeg iedereen zich af. Alhoewel ze zelf die bezorgheid niet deelde, ging ze toch op zoek naar het antwoord. In haar TED-talk “Your Elusive Creative Genius” duikt ze in de geschiedenis. De conclusie is dat creativiteit niet iets is wat je uit jezelf kunt halen. Het tegenovergestelde lijkt eerder waar: het enige dat je kunt doen is klaar staan om ‘het’ te ontvangen en er vervolgens mee aan de slag te gaan. Lijden blijkt niet de enige basis voor goede kunst. Sterker nog: inspiratie is overal, creativiteit zit in iedereen en gaat gepaard met vertrouwen, hoop, lichtheid en dankbaarheid.
De nuchtere Simon Vestdijk (1898-1971) vond dat je gewoon aan het werk moest: “Mensen die op inspiratie wachten, zijn de grootste stakkers die er zijn”. Zelf schreef hij naar eigen zeggen heel snel omdat hij gewoon benieuwd was naar de afloop. Op de vraag of hij nou nooit eens moe werd van het schrijven, was zijn simpele antwoord “Nee, ik kan er toch bij blijven zitten…“

“Het leuke van het vak schrijven is dat je het nooit leert”
6. Omdat het morgen klaar moet zijn
Ook Annie MG Schmidt (1911-1995) helpt ons snel uit de droom. Zij zegt: “Ik schreef precies zoals Simon Carmiggelt zei als ze hem vroegen ‘Waarom schrijf je?’. ‘Omdat het de volgende dag wordt afgehaald’, was het simpele antwoord. Dat was bij mij ook zo. De volgende dag moest het gewoon af zijn.” Met een strakke deadline moet je gewoon aan de slag, er is geen uitstel mogelijk. Je hebt geen tijd voor fijnslijperij, maar wel de opdracht aan jezelf om een redelijk niveau te halen. Carmiggelt was er nuchter over: “Het leuke van het vak schrijven is dat je het nooit leert”. Schrijven zorgt voor brood op de plank en dat is ook belangrijk.
7. Wat er in je leven gebeurt, sijpelt toch door in je werk (…of je nu wilt of niet)
Annejet van de Zijl onderzoekt graag de drijfveren van mensen. “Impliciet zoek ik de vragen die ik zelf over het leven heb uit via mijn verhalen. Ik heb de neiging om te willen kijken achter een algemeen geldende waarheid. Welke kaarten krijgen mensen gedurende hun leven in handen gespeeld, onder welke omstandigheden gebeurt dat en wat doen ze daar dan vervolgens mee.”
“Het is helemaal niet erg om iets persoonlijks in je boeken te stoppen. Een ander kan er op zijn eigen manier verder mee.“
Annie M.G. Schmidt dacht daar net zo over: ”Er wordt wel eens gezegd: je moet het van je af schrijven, maar daar geloof ik niet zo hard in. Het is niet zo benauwd dat je het van je af moet schrijven. Het zijn levende momenten. En als je schrijver bent, dan wil je werk afleveren dat leeft. Eigenlijk komt het er toch op neer dat de neerslag van wat je hebt beleefd, in je werk komt. En dat is eigenlijk wel erg prettig. Dat je denkt: hoe dan ook, goed of niet, daar ligt het!’